In een grote meta-analyse van onderzoeken naar digitale interventies voor de behandeling van milde tot matige depressies, hebben wetenschappers ontdekt dat gespecialiseerde computerprogramma’s of apps even effectief kunnen zijn als persoonlijke psychotherapie bij de behandeling van depressie. Volgens Dr. Lasse B. Sander van de afdeling Psychologie van de Universiteit van Freiburg is menselijke ondersteuning nog steeds nodig om ervoor te zorgen dat patiënten zich aan de behandeling houden. Samen met een team van wetenschappers van de Universiteit van Helsinki in Finland, de Universiteit van Ulm, de Vrije Universiteit Amsterdam in Nederland en de Universiteit van Pavia in Italië, voerde Sander een systematische review en meta-analyse uit van gerandomiseerde gecontroleerde studies (RCT’s) op digitale interventies voor de behandeling van depressie, van 1990 tot 2020. In totaal bekeken de onderzoekers 83 onderzoeken van 15.530 mensen. Het team publiceerde hun resultaten in het huidige nummer van het gerenommeerd tijdschrift Psychological Bulletin.
Nader onderzoek nodig voor smartphone-apps.
De onderzoeksgroep identificeerde ook op een aantal gebieden grote lacunes in het onderzoek. “De overgrote meerderheid van de wetenschappelijke onderzoeken hebben betrekking op zelfhulpprogramma’s die samen met experts zijn ontwikkeld en die door patiënten worden gebruikt in wekelijkse sessies op hun pc en die hen leren hun gedrag in het dagelijks leven te veranderen”, zegt Sander. De wetenschapper uit Freiburg zei dat smartphone apps een gebied zijn waarop dringend meer onderzoek nodig is. Hoewel er meer dan 10.000 apps voor geestelijke gezondheid voor smartphones beschikbaar zijn om te downloaden, vonden de onderzoekers slechts vier zorgvuldig uitgevoerde gerandomiseerde controleonderzoeken om hun effectiviteit te evalueren. “Psychologische programma’s die op een pc via een browser worden geopend, hebben doorgaans ongeveer 60-90 minuten verwerkingstijd per sessie nodig”, legt Sander uit. “De aandachtsspanne voor smartphone apps is daarentegen slechts enkele minuten.”
Gebrek aan opgeleide therapeuten.
“De COVID-19-pandemie heeft wereldwijd een sterk negatief effect op de geestelijke gezondheid, vooral door de beperkende maatregelen”, zegt Sander. “Modelvorming voorspelt dat depressie tegen 2030 de belangrijkste oorzaak zal zijn van het aantal verloren levensjaren door ziekte. Tegelijkertijd krijgt echter minder dan één op de vijf patiënten een juiste behandeling. Een belangrijke reden hiervoor is het gebrek aan opgeleide therapeuten om aan de vraag te voldoen.” Omdat digitale interventies, waarbij psychotherapeutische inhoud wordt gerealiseerd in een computerprogramma of mobiele app, steeds meer door veel mensen worden gebruikt, wilden de onderzoekers weten of deze diensten de traditionele face-to-face therapie kunnen aanvullen of zelfs vervangen, en welke rol menselijke ondersteuning daarin speelt.
Menselijke ondersteuning vereist.
Ondanks de hoge effectiviteit van digitale interventies, is het nog steeds noodzakelijk dat behandeling gepaard gaat met menselijke ondersteuning, onder meer om de motivatie voor de therapie te behouden. Digitale interventies met minimale menselijke ondersteuning kunnen vergelijkbare resultaten opleveren als face-to-face therapie, zegt Sander. Maar hoewel menselijke ondersteuning nodig is om effectieve resultaten te bereiken, ontdekten de onderzoekers dat het geen verschil maakt of de ondersteuning wordt geboden door getrainde therapeuten of mensen zonder formele kwalificaties. “Dat biedt veel mogelijkheden om de behandeling uit te breiden met opgeleid ondersteunend personeel”, legt Sander uit.
Technologie gebruiken als preventieve maatregel.
Kunstmatige intelligentie, machine learning en nieuwe technologische apparaten kunnen ook een sleutelrol spelen bij het voorkomen van psychische aandoeningen in de toekomst: smartphones en andere draagbare apparaten produceren een continue stroom gegevens over iemands gedrag en fysiologie. “Dankzij nieuwe methoden om deze gegevens te gebruiken, kunnen we bepalen of iemand risico loopt op het ontwikkelen van een psychische aandoening. Op basis van deze gegevens kunnen patiënten en hun zorgverleners vervolgens in een vroeg stadium gepersonaliseerde maatregelen nemen om te voorkomen dat de symptomen verergeren”, zegt Isaac Moshe, promovendus aan de Universiteit van Helsinki in Finland, die het onderzoek uitvoerde.
Vertaling: Andre Teirlinck