Onderzoek onder meer dan 35.000 rokers wees uit dat vrouwen minder sigaretten roken dan mannen maar minder snel stoppen. Het onderzoek is gepresenteerd tijdens het ESC Congress 2021.
Studie auteur Ms. Ingrid Allagbe, een PhD student aan de universiteit van Burgundy, Dijon in Frankrijk, zegt: “Uit ons onderzoek bleek dat vrouwen die gebruik hadden gemaakt van stoppen-met-roken programma’s eerder overgewicht en obesitas, depressie en angststoornissen hadden, vergeleken met mannen, en minder vaak braken met die gewoonte. Onze uitkomsten onderstrepen de noodzaak om voor interventies voor het stoppen met roken te zorgen, afgestemd op de behoeften van vrouwen.”
In het onderzoek werden karakteristieken en onthoudingsratio’s van mannen en vrouwen vergeleken die tussen 2001 en 2018 stoppen-met-roken programma’s volgden in Frankrijk. Gegevens werden verkregen uit de nationale database CDT-net. Aan de studie deden deelnemers mee van 18 jaar en ouder, met minstens een bijkomende risicofactor voor cardiovasculaire aandoeningen: overgewicht / obese (body mass index – BMI – van 25 kg/m2 of hoger); hoog cholesterol; diabetes; hoge bloeddruk; voorgeschiedenis van beroertes, hartaanvallen of angina.
Een nicotine afhankelijkheidsschaal werd gebruikt om deelnemers te classificeren met milde, gemiddelde, of ernstige afhankelijkheid. Sigaretten-onthouding (minstens 28 dagen achter elkaar) werd zelf bijgehouden en bevestigd door het meten van uitgeademde koolmonoxide, minder dan 10 deeltjes per miljoen (ppm).
Deelnemers gaven informatie over hun leeftijd, opleidingsniveau en andere omstandigheden, waaronder diabetes en luchtwegaandoeningen, en het aantal gerookte sigaretten per dag. Lengte en gewicht werden gemeten. Deelnemers werden geclassificeerd met wel of geen angst- en of depressiesymptomen, volgens hun medische geschiedenis, gebruik van kalmeringsmiddelen of antidepressiva, en de Hospital Anxiety and Depression Scale (HADS).
In totaal deden 37.949 rokers mee aan het onderzoek, waarvan 16.492 (43,5%) vrouwelijke. De gemiddelde leeftijd van de vrouwen in het onderzoek was 48, en bij de mannen 51 jaar (p<0,001). Meer vrouwen (55%) rapporteerden een doctoraalgraad als opleidingsniveau of hoger, vergeleken met mannen (45%; p<0,001)
Zowel mannen als vrouwen hadden een zware belasting van cardiovasculaire risicofactoren. Hoog cholesterol was meer algemeen bij de mannen (33%) vergeleken bij de vrouwen (30%; p<0,001), evenals hoge bloeddruk (26% t.o.v. 23% resp; p<0,001). Diabetes was ook meer aanwezig bij de mannen (13%) vergeleken bij de vrouwen (10%; p<0,001).
Meer vrouwen (27%) hadden overgewicht of waren obese, vergeleken met de mannen (20%; p<0,001). De vrouwen (37,5%) hadden eerder angstsymptomen of depressie dan mannen (26,5%; p<0,001). Chronische obstructieve pulmonaire ziektes (COPD) kwam meer voor bij de vrouwen (24%), vergeleken met de mannen (21%; p<0,001), evenals astma (16% tegenover 9% resp; p<0,001).
Het gemiddelde aantal sigaretten dat dagelijks gerookt werd door vrouwen was 23 en 27 door mannen (p<0,001). Sommige vrouwen (56%) hadden een ernstige nicotine afhankelijkheid, vergeleken met 60% van de mannen (p<0,001). Onthouding kwam minder voor bij vrouwen (52%) dan bij mannen (55%; p<0,001).
Ms. Allagbe zegt: “De uitkomsten suggereren dat ondanks het roken van minder sigaretten en minder nicotine afhankelijkheid dan mannen, vinden vrouwen het moeilijker om te stoppen. Mogelijk spelen een hogere prevalentie voor angst, depressie en overgewicht of obesitas bij vrouwen een belangrijke rol. Al eerder werd gerapporteerd dat vrouwen voor andere barrières staan om met roken te stoppen, gerelateerd aan angst voor gewichtstoename, sexhormonen, en stemmingen.”
Ze concludeert: “De uitkomsten geven aan dat voor vrouwen uitvoerige stoppen-met-roken programma’s nodig zijn, met een multidisciplinaire benadering, waarbij een psycholoog, diëtist, en fysieke activiteitenspecialist betrokken zijn.”
Vertaling: Ellen Lam