Mensen die een hartaanval overleeft hebben en gewicht willen verliezen zijn hier succesvoller in als hun partner meedoet in deze poging, volgens onderzoek dat gepresenteerd werd aan het ESC Congress 2020.
“Het verbeteren van de levensstijl na een hartaanval is een cruciaal gedeelte wat betreft preventie van een herhaling van zo’n situatie”, zegt auteur van de studie Lotte Verweij, promovenda aan de Hogeschool van Amsterdam en verpleegkundige. “Onze studie toont aan dat wanneer echtgenoten elkaar steunen in hun poging om leefgewoonten te veranderen, patiënten een grotere kans hebben om gezonder te worden, met name als het om afvallen gaat”.
De studie ontdekte eerder dat overlevenden van een hartaanval, die verwezen waren naar programma’s voor gewichtsverlies, lichaamsbeweging, en stoppen met roken, meer kans hadden om hun gedrag en patronen te veranderen, in vergelijking tot diegenen die de gebruikelijke zorg kregen. In beide groepen, werd samenleven met een partner gelinkt met een grotere slagingskans om slechte gewoontes aan te pakken. De meest opmerkelijke veranderingen waren te zien bij patiënten die meededen aan levensstijl-programma’s en ook samenleefden met een partner.
Deze vervolgstudie onderzocht of betrokkenheid van de partner bij de levensstijl-programma’s een invloed had op de gedragsverandering. “Als partners bijdragen aan het aannemen van gezonde gewoonten, zou dit een belangrijke aanbeveling kunnen worden om eventuele volgende hartaanvallen te voorkomen”, legt Verweij uit.
Een totaal van 824 patiënten werden willekeurig opgegeven voor de interventiegroep (levensstijlprogramma’s bovenop de gebruikelijke zorg) of de controlegroep (enkel gebruikelijke zorg).
Deze analyse focuste zich op de 411 patiënten in de interventiegroep, die gewezen werden op drie levensstijlprogramma met betrekking tot gewichtsverlies, lichamelijke beweging, en stoppen met roken, afhankelijk van hun behoeften en voorkeur. Partners konden zich gratis hiervoor aanmelden en verpleegkundigen moedigden hen aan om deel te nemen. De definitie van meedoen van de partner was als de partner ten minste één keer aan ten minste één van de programma’s meedeed.
Bijna de helft (48%) van de partners deed mee in de leefstijl interventies. Vergeleken met diegenen zonder partner, hadden deelnemers waarvan de partner meedeed meer dan twee keer (2,45x) zoveel kans om verbeteringen te bewerkstelligen op tenminste één van de drie gebieden (gewichtsverlies, beweging, stoppen met roken) binnen een jaar.
Wanneer de invloed van de partners geanalyseerd werd bij de drie gebieden afzonderlijk, kwam naar voren dat patiënten met een deelnemende partner het meest succesvol waren qua gewichtsverlies, vergeleken met een patiënt zonder deelnemende partner.
“Patiënten met partners die meededen in het gewichtsverlies programma verloren meer gewicht, vergeleken met patiënten met een partner die niet meedeed”, zegt Verweij.
Ze vervolgt; “Stellen hebben vaak vergelijkbare levensstijlen, en het veranderen van gewoonten is moeilijk als maar één persoon de inspanning levert. Praktische issues komen hierbij kijken, zoals boodschappen doen, maar ook mentale uitdagingen, waarbij een steunende partner kan helpen om de motivatie te behouden.
Verweij merkt op dat de studie geen verbetering vond qua stoppen met roken of lichaamsbeweging wanneer partners actief meededen. “Deze levensstijlfactoren zijn waarschijnlijk meer gekoppeld aan individuele motivatie en vermogen tot volhouden, maar deze veronderstelling vraagt om meer onderzoek.”
Vertaling: Arnoud