Een neurologische studie onder klassieke musici met een verschillende opleiding.
Deze recente studie kijkt naar verschillen tussen de hersenen van drie groepen professionele muziekbeoefenaars: klassieke musici uit Japan, westerse klassieke musici en een controlegroep van niet-muzikanten. Het verschil in neuraal gedrag wordt in het onderzoek gemeten door de respons van de musici op de blootstelling aan muzikale ritmische en niet-ritmische patronen. Beide experimentele groepen musici presteren beduidend beter dan de controlegroep van niet-musici. Er zijn ook subtiele verschillen tussen de twee groepen musici. Het onderzoek heeft implicaties voor het culturele effect op leren en de ontwikkeling van de hersenen.
Onderzoeker Daikoku: “Muziek is alomtegenwoordig en is onmisbaar in ons dagelijks leven. Muziek kan ons belonen, troosten en emotioneel bevredigen. Het is dus geen verrassing dat het effect van muziek op de hersenen goed is onderzocht. Veel studies richten zich echter op westerse klassieke en populaire muziek, zoals pop en jazz. Wij zijn de eersten die beoefenaars van Japanse klassieke muziek – ook bekend als gagaku – in een studie betrekt”.
Veel Japanse uitvoerende kunsten, zoals in het Noh- of Kabuki-theater, maken gebruik van muziek die niet noodzakelijk een regelmatig ritmepatroon volgt zoals meestal het geval is bij westerse klassieke muziek. Dat betekent dat Japanse klassieke muziek soms beats uitbreidt of samentrekt zonder wiskundige regelmaat. Het tijdsinterval in de wijzigingen wordt ‘ma’ genoemd. Ma is een belangrijk begrip is in de Japanse cultuur.
De onderzoekers bekeken onderzochten hoe verschillende groepen geschoolde musici en niet-muzikanten reageerden op verschillende ritmepatronen. Het idee was om te zien hoe muzikale training statistisch leren zou kunnen beïnvloeden. Bij statistisch leren gaat het om de manier waarop onze hersenen opeenvolgende informatie interpreteren en erop anticiperen. Bij deze studies bestond die informatie uit ritmes.
De onderzoekers registreerden de hersenactiviteit van de deelnemers rechtstreeks met behulp van een techniek genaamd magneto-encefalografie die de magnetische signalen in de hersenen in beeld brengt. Daarmee ontdekten ze dat de hersenactiviteit zich vooral in de linkerhersenhelft van de hersenen. Een belangrijker ontdekking was dat de deelnemers met een muzikale opleiding – zowel Japans als westers – een hogere hersenactiviteit vertoonden dan de niet-musici.
Daikoku: “We verwachtten dat muzikanten een sterk statistisch leerproces zouden vertonen van onbekende ritmesequenties in vergelijking met niet-muzikanten. Dit is waargenomen in eerdere studies waarin werd gekeken naar reacties op onbekende melodieën. Dus dit was op zichzelf niet zo’n verrassing. Wat echt interessant is, is dat we verschillen in de neurale respons konden ontdekken tussen degenen die waren opgeleid in Japanse of westerse klassieke muziek”.
De verschillen tussen Japanse en westerse klassieke musici zijn veel subtieler en complexer. Hoewel het niet zo is dat de ene cultuur beter of slechter presteerde dan de andere beteken de bevindingen dat verschillen in culturele opvoeding en onderwijs een onmiskenbaar effect kunnen hebben op de ontwikkeling van de hersenen.
Het onderzoeksteam bestond uit Tatsuya Daikoku en Masato Yumoto. Hun studie (Musical Expertise Facilitates Statistical Learning of Rhythm and the Perceptive Uncertainty: A Cross-cultural Study) werd gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift ‘Neuropsychologia’. De onderzoekers werken bij https://ircn.jp/en/ Universiteit van Tokyo.
Deze tekst is een bewerking door Dick Schrauwen van https://tinyurl.com/y5rqffm2.