Het coronavirus verspreidt zich sinds vorige week ook in Nederland. Hoe reageert de Nederlandse bevolking? Wat is ons referentiekader? En wat zijn de wettelijke richtlijnen voor het omgaan met de uitbraak? Vier UvA-onderzoekers – een klinisch microbioloog, antropoloog, sociaal-wetenschapper en gezondheidsjurist – duiden de implicaties.
Waarom maken we ons drukker om dit virus dan om andere virussen?
Klinisch microbioloog Constance Schultsz: ‘Uitbraken van infectieziekten zijn van alle tijden. Denk aan de impact van de pest en de Spaanse griep in het verleden. Bij veel infectieziekten die nieuw zijn voor mensen, vormen dieren de besmettingsbron, het zogenoemde reservoir, van waaruit overdracht op de mens heeft plaatsgevonden. Menselijk gedrag als gevolg van bijvoorbeeld culturele gewoonten of handel, kan invloed hebben op de evolutie van micro-organismen zoals virussen en bacteriën. Dit kan ertoe leiden dat deze micro-organismen zodanig veranderen dat ze niet alleen mensen kunnen infecteren, maar ook overdraagbaar worden van mens op mens. Dit is waarschijnlijk gebeurd met COVID-19’.
‘De afgelopen twee decennia hebben we verschillende uitbraken gehad door coronavirussen en griepvirussen. Sommige hiervan waren zeer overdraagbaar van mens op mens, terwijl andere beperkt bleken tot bijvoorbeeld vogels, het typische reservoir van griepvirussen. Daarom is de wereldwijde waarschuwing voor en reactie op het coronavirus niet uniek; we hadden een vergelijkbare reactie op de Mexicaanse griep in 2009. Het coronavirus lijkt gemakkelijk overdraagbaar van mens op mens en daarom zien we een snelle verspreiding en zijn inperkingsmaatregelen zo belangrijk. Omdat het virus ‘nieuw’ is voor mensen heeft ons lichaam er nog geen antistoffen tegen gemaakt’.
Danny de Vries is universitair docent in de antropologie van de gezondheid en bestudeert de sociale reacties en het gedrag van samenlevingen bij grote ziekte-uitbraken.
Wat vind je van de enorme aandacht en de reacties op de uitbraak?
Antropoloog Danny de Vries: ‘Vanuit een sociaalwetenschappelijk perspectief zie je dat de historische ervaring van populaties met eerdere ziekte-uitbraken bepalend is voor hoe er nu gereageerd wordt. Voor mensen in Azië is de uitbraak van SARS in 2002/2003 een relevant referentiekader. Omdat zij destijds al een uitbraak van zo’n grote orde hebben meegemaakt, is de bevolking enerzijds sneller geneigd om rigoureuze overheidsmaatregelen te accepteren, maar anderzijds kan de vergelijking met het dodelijkere SARS ook leiden tot overreacties’.
‘In Nederland hebben we alleen de Mexicaanse griep van 2009/2010 met een sterftecijfer van slechts 0,02% en de reguliere griepepidemieën (met een gemiddeld sterftecijfer van 0,1%). Omdat het sterftecijfer voor COVID-19 nu veel hoger ligt, ontstaat er onzekerheid en bezorgdheid over hoe dit nieuwe risico voor de volksgezondheid geïnterpreteerd moet worden, welke actoren betrokken moeten worden in de respons, en wat voor sociale aanpassingen in ons dagelijks leven genormaliseerd moeten worden. Uiteraard draagt communicatie over de risico’s voor de volksgezondheid, zoals in de ‘Feiten en fabels’-uitzendingen van de NOS, bij aan de bewustmaking van mensen dat het om een ander risiconiveau gaat.
‘Het lijkt erop dat de media ook een leercurve doormaakt. Het begon met het hypen en ‘othering’ (de eigen positie bepalen door te definiëren wat deze niet is) van de ziekte in China. Nu het een pandemie lijkt te worden, reflecteren de media veel breder over wat dit gaat betekenen voor onszelf’.
Chris Pell is sociaal-wetenschapper en doet kwalitatief onderzoek op het terrein van Global Health en de praktijk van infectieziektenbestrijding en -behandeling.
Wat vind je van de mediaberichtgeving en informatievoorziening?
Sociaal-wetenschapper Chris Pell: ‘Zelfs experts hebben moeite met de zich snel ontwikkelende omstandigheden en kennis rond de uitbraak. Het is dan ook niet verrassend dat ook journalisten daarmee worstelen. Om foute informatie die online en op sociale media circuleert, tegen te gaan, proberen wetenschappers de berichten gerichter over te brengen aan journalisten en het grote publiek. Maar terwijl nu de kennis snel evolueert, worden waargenomen inconsistenties gemakkelijker uitgebuit door mensen die online angst willen opwekken of clicks willen genereren’.
Anniek de Ruijter is universitair hoofddocent en gespecialiseerd in transnationale juridische relaties op het gebied van gezondheid en het reguleren van grootschalige gezondheidscrises
Zijn we wettelijk voorbereid op deze uitbraak?
Gezondheidsjurist Anniek de Ruijter: ‘Het recht beperkt de overheid en creëert procedures voor wanneer deze kan optreden. In een noodsituatie is er echter meestal geen tijd om op langzame juridische procedures en wetgeving te wachten. Soms vormt het recht dan een barrière voor een snelle reactie. Tegelijkertijd geldt natuurlijk dat als er helemaal geen juridische beperkingen voor de macht van de overheid zijn bij een gezondheidscrisis, we misschien geen rechtsstaat meer hebben als de crisis voorbij is’.
Volgens De Ruijter zijn er juridisch twee manieren om dan om te gaan met dit dilemma bij noodsituaties in het algemeen: ‘De eerste: we zetten de wet tijdelijk opzij, zodat we zonder nieuwe wetgeving kunnen doen wat nodig is. Als de epidemie voorbij is, worden de voorheen geldende wettelijke regels en procedures opnieuw van kracht. De tweede: we gaan niet buiten de huidige wettelijke regelingen, maar reguleren specifiek voor de noodsituatie. Voor deze aanpak wordt over het algemeen gekozen, maar in de corona-aanpak zien we ook wel wat situaties die meer op de eerste aanpak duiden.
In elk geval betekent het dat we op internationaal niveau regels hebben van de WHO die voorschrijven dat wanneer WHO-lidstaten in noodgevallen actie ondernemen, zij dit op wetenschappelijk advies van de WHO moeten doen, zonder onnodig de handel te beperken. Op EU-niveau zijn de regels strikter, omdat de lidstaten ook kunnen beslissen om de voorbereiding van een pandemisch vaccin toe te staan en er is een systeem is om deze medicijnen samen te kopen. Op nationaal niveau in Nederland zijn de regels het meest dwingend geregeld in de Wet Publieke Gezondheid, hier kunnen ook verplichte medische onderzoeken, quarantaine- en isoleringsmaatregelen worden genomen, maar deze moeten allemaal ook weer op Europees niveau worden gemeld.
Wat als de wet niet wordt nageleefd, omdat de noodsituatie zo uitzonderlijk is?
‘Dat kan zeker. Hoewel de wet verschillende procedures kan creëren, kunnen overheden als dat noodzakelijk wordt geacht, besluiten de wet niet te volgen. Er zijn dan principes die richting kunnen geven aan wat de juiste handelswijze is. Het voorzorgsbeginsel is hierin leidend en is ook een wettelijk erkend principe. Maar als het voorzorgsbeginsel de enige leidraad zou zijn voor het handelen in een noodsituatie, zou dit kunnen leiden tot disproportionele machtsuitoefening van de overheid, die wellicht economische belangen maar ook individuele rechten zoals lichamelijke integriteit en privacy kan schaden. Andere beginselen kunnen daarom ook worden meegenomen als leidraad voor handelen zoals proportionaliteit en solidariteit, en zelfs fundamentele rechten als menselijke waardigheid, kunnen de overheid helpen om een evenwicht te vinden tussen de moeilijke keuzes die zij moet maken’.
Persbericht UVA