Ongunstige jeugdervaringen bij pasgeborenen geassocieerd met slechte geestelijke gezondheid van broers en zussen

Deze studie benadrukt de diepgaande en langdurige impact die vroege tegenspoed bij een eerstgeboren kind kan hebben op de geestelijke gezondheid van hun broers en zussen. De bevindingen onderstrepen de noodzaak van proactieve, gezinsbrede interventies om deze risico’s te verminderen. Hier zijn de belangrijkste inzichten en implicaties:

Belangrijkste bevindingen:

  1. 71% verhoogd risico: Kinderen tussen 5 en 18 jaar hebben een aanzienlijk grotere kans op het ontwikkelen van mentale gezondheidsproblemen als hun oudere broer of zus in de eerste 1.000 dagen tegenspoed heeft ervaren.
  2. Effect op het hele gezin: De impact strekt zich uit tot alle broers en zussen, ongeacht de geboortevolgorde.
  3. Meer ziekenhuisopnames: Gezinnen waarin de eerstgeborene tegenspoed ervoer, hadden 50% meer spoedopnames en twee keer zoveel contacten met de geestelijke gezondheidszorg.
  4. Veelvoorkomende vormen van tegenspoed: De meest geregistreerde vormen van tegenspoed bij eerstgeborenen waren mentale gezondheidsproblemen bij de moeder (21,6%) en een ongunstige gezinssituatie, zoals huisvestingsproblemen of crimineel gedrag van ouders (14,5%).
  5. Hoge prevalentie van mentale problemen: 19,8% van de moeders had minstens één kind met een gediagnosticeerde mentale gezondheidsstoornis, met aanzienlijk hogere cijfers in gezinnen waar de eerstgeborene tegenspoed had ervaren.

Implicaties voor beleid en gezondheidszorg:

  • Vroege identificatie & gezinsbrede ondersteuning: Zorgprofessionals, met name huisartsen en jeugdverpleegkundigen, moeten het hele gezinsverband in overweging nemen bij mentale gezondheidsproblemen bij kinderen.
  • Holistische interventies: In plaats van zich alleen op individuele kinderen te richten, zouden interventies de hele familie moeten ondersteunen, met aandacht voor opvoedingsondersteuning, mentale zorg en financiële of huisvestingshulp.
  • Een bredere mentale gezondheidsstrategie: Meer investeringen in vroege preventieprogramma’s en gemeenschapsdiensten zijn nodig om latere mentale gezondheidsproblemen te voorkomen.
  • Meer onderzoek nodig: Er moet verder onderzocht worden of vroege ondersteuning door jeugdverpleegkundigen en huisartsen de latere mentale gezondheidsproblemen kan verminderen.

Beperkingen van de studie:

  • Het onderzoek kon geen gegevens over de geestelijke gezondheid of middelengebruik van vaders opnemen, omdat deze niet gekoppeld waren aan de zorgdossiers van kinderen.
  • De studie toont een verband tussen vroege tegenspoed en latere mentale gezondheidsproblemen, maar bewijst geen oorzakelijk verband.
  • Kindermishandeling en partnergeweld worden in medische dossiers vaak ondergerapporteerd, wat de resultaten kan beïnvloeden.

Conclusie:

Deze studie onderstreept de noodzaak om ouders al vanaf de eerste levensfase van hun kind te ondersteunen. Door tegenspoed vroeg aan te pakken en gezinsgerichte interventies toe te passen, kunnen de gezondheidszorg en sociale diensten een cruciale rol spelen in het verminderen van de lange termijn impact op de mentale gezondheid van kinderen.