Volgens een socioloog na uitgebreid onderzoek kunnen sociale media en overmatige schermtijd niet alleen de schuld zijn van een toename van angststoornissen bij jongeren.
In Why We Worry betoogt socioloog Roland Paulsen dat het te simplistisch is voor psychologen om te zeggen dat schermen nieuwe vormen van verslaving hebben gecreëerd die jongeren isoleren van de wereld. Hij waarschuwt dat deze oversimplificatie zinvolle interventies voor geestelijke gezondheid in de weg kan staan.
De auteur zegt dat de steile toename van angst en depressie onder tieners al lang begon voordat kinderen werden blootgesteld aan sociale media. Met behulp van op bewijs gebaseerd onderzoek en echte patiëntcasestudies suggereert hij dat er veel andere factoren een rol spelen, zoals obsessie met werkstatus, te veel keuze en een overmatige focus op langetermijnplanning.
Gevallen van angststoornissen zijn toegenomen omdat de moderne samenleving een aangeleerd onvermogen heeft ontwikkeld om met onzekerheid te leven, zegt Paulsen.
Paulsen, universitair hoofddocent sociologie aan de Universiteit van Lund in Zweden, zegt: “Velen beweren dat sociale media en schermtijd de belangrijkste factor zijn achter de stijgende niveaus van slechte gezondheid onder jongeren in het afgelopen decennium.
“Het is echter moeilijk om zulke simplistische ‘x leidt tot y’-verbanden te leggen als het gaat om menselijk welzijn. Ten eerste begon de sterke toename van psychische problemen al lang vóór de komst van smartphones.
“Schermtijd heeft misschien wel effect, maar er zijn veel dingen die effect hebben op hoe we ons voelen. De mensheid heeft op collectief niveau een onvermogen ontwikkeld om met onzekerheid te leven. Wat als-vragen zijn de manier waarop onze geest met onzekerheid omgaat.”
Paulsen geeft een uitgebreid overzicht van hoe en waarom mensen ongewenste gedachten en negatieve stemmen ervaren. Hij presenteert echte gevallen van obsessief-compulsief denken naast filosofische, sociologische en psychologische theorieën. Het boek stelt de inmiddels wijdverbreide medicalisering van ‘gevoelens’ ter discussie die ooit als normaal werden beschouwd.
Paulsen betwist ook de overtuiging dat ‘wat als?’-denken altijd heeft bestaan. De socioloog zegt dat onze ‘innerlijke critici en eeuwige zelfverdenkingen’ een relatief jong fenomeen zijn vanuit een historisch perspectief. De oermens moest in het heden leven omdat er geen gewassen waren om te verzorgen.
Nu is de toekomst opgerekt tot ‘onbegrijpelijkheid’ zoals duizendjarenplannen voor radioactief afval. We zijn geobsedeerd door de toekomst omdat onze ‘tijdshorizon’ ver voorbij concrete ervaring ligt, zegt Paulsen.
Keuze en de massaproductie van cultuur en technologie zijn ook in het leven van mensen geïnfiltreerd. Het gevolg is dat welvarende mensen dagelijks meer dan 200 keuzes moeten maken met betrekking tot alleen al eetgewoonten, en dit creëert angst om de verkeerde beslissing te nemen.
Materiële rijkdom heeft ons leven verrijkt in elk aspect behalve één: mentaal welzijn. Het boek gebruikt gegevens die laten zien dat hoe rijker het land, hoe groter het risico op angststoornissen en andere psychische gezondheidsproblemen.
Over het thema sociale media en eenzaamheid, weerlegt de auteur het idee dat technologie is geprogrammeerd om mensen te ontmoedigen om anderen persoonlijk te ontmoeten.
Paulsen zegt: “Mensen die al eenzaam zijn, gaan meestal online op zoek naar afleiding en een gevoel van context. Als ze eenmaal verslaafd zijn, doen ze minder moeite om anderen te zien, wat ze alleen maar eenzamer maakt.”
Het boek citeert gegevens die suggereren dat betaald werk de gezondheid niet verbetert. De maatschappij heeft een ‘kloof tussen winnaars en verliezers’ gecreëerd, waarbij de zorg over wat anderen denken over hun baanstatus een echt probleem is, niet het risico in welvarende landen om te kunnen overleven zonder werk.