Internetgebruik kan worden geassocieerd met hogere niveaus van levenstevredenheid, betere zelfgerapporteerde gezondheid en minder symptomen van depressie bij volwassenen van 50 jaar en ouder in 23 landen, suggereert een onderzoek gepubliceerd in Nature Human Behaviour. De bevindingen hebben mogelijke implicaties voor het beleid en de praktijken van de volksgezondheid, met name in landen met een vergrijzende bevolking en beperkte geestelijke gezondheidszorg.
In 2019 had ongeveer 14% van de mensen wereldwijd van 55 jaar en ouder last van psychische aandoeningen, zoals depressie. Eerder onderzoek heeft gesuggereerd dat internetgebruik wordt geassocieerd met een slechtere geestelijke gezondheid, met name onder jongere demografieën. Internet is echter ook een bron van gezondheidsinformatie en sociale connecties, die belangrijk zijn voor het welzijn van volwassenen van middelbare leeftijd en ouderen. Tot nu toe wisten we relatief weinig over het verband tussen internetgebruik en het welzijn van deze demografie wereldwijd.
Qingpeng Zhang en collega’s analyseerden gegevens van 87.559 personen van 50 jaar en ouder in 23 landen (waaronder de VS, het VK, China, Mexico en Brazilië) met een mediane follow-up van 6 jaar. Ze ontdekten dat internetgebruik – gedefinieerd als het verzenden of ontvangen van e-mails, het doen van aankopen en reisreserveringen en het zoeken naar informatie – geassocieerd werd met hogere niveaus van levenstevredenheid, minder symptomen van depressie en een betere zelfgerapporteerde gezondheid. In de VS, Engeland en China hadden deelnemers die internet gebruikten minder depressieve symptomen dan degenen die geen internet gebruikten. De frequentie van internetgebruik kon echter niet betrouwbaar worden gekoppeld aan het risico op een slechtere mentale gezondheid in verschillende landen.
De auteurs stellen voor dat internetgebruik voor personen van 50 jaar en ouder sociale interactie zou kunnen bevorderen en eenzaamheid zou kunnen verminderen, wat een groot probleem is voor de volksgezondheid van deze demografie, en deze personen toegang zou kunnen geven tot informatie en diensten, wat op zijn beurt emotionele steun en medisch advies zou kunnen bieden. Ze erkennen echter dat er meer onderzoek nodig is om te bepalen of er een causaal verband bestaat tussen internetgebruik en welzijn bij deze volwassenen. Ook moeten ze de rol van demografische factoren zoals leeftijd, geslacht en frequentie van internetgebruik onderzoeken.
Persbericht Springer Nature