Minister Wiersma van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) zet alles op alles om met een mix van maatregelen de druk op de mestmarkt te verlichten. In Nederland komt meer ruimte om – binnen de norm – mest te plaatsen. Ook stelt de minister een speciale ‘mestgezant’ aan met als taak het bevorderen van de exportmarkt voor mest. Een subsidie voor mestverwerking en een meer evenredige sturing op de mestproductie moeten op korte en lange termijn de mestmarkt verlichten en meer in balans brengen.
De belangrijkste oplossing voor het mestprobleem ligt nog altijd in Europa, waar de minister inzet op aanpassing van de Nitraatrichtlijn. Deze schrijft voor dat boeren 170 kilogram stikstof per hectare uit dierlijke mest mogen gebruiken. Zolang die richtlijn niet herzien is, is volgens de minister ter overbrugging een nieuwe derogatie of een andere oplossing nodig. Het kabinet houdt rekening met de Europese dimensie en gemaakte afspraken. Dat is de reden waarom in een goede dialoog besproken zal worden welke mogelijkheden er op korte, middellange en lange termijn zijn.
De volledige aanpak voor de mestmarkt is vandaag naar de Tweede Kamer gestuurd.
Minister Wiersma: “De druk op de mestmarkt is hoog en wordt alleen maar hoger als we niets doen. Ik geloof erin dat de belangrijkste oplossing in Europa ligt, daar zet ik vol op in. We kunnen echter niet blind zijn voor de acute situatie. Daarom draai ik ook aan andere knoppen, zoals nationale aanpassingen in de hoeveelheid mest die een boer kwijt kan binnen de huidige norm, het bevorderen van mestbewerkingen voor bijvoorbeeld de export en aanpassing in de hoeveelheid mest die geproduceerd wordt. Dit alles met een rechtvaardig oog voor een sector die al veel inspanning levert.”
Nationaal meer ruimte voor mestplaatsing
Nationaal doet de minister twee aanpassingen om boeren wat extra lucht te geven binnen de bedrijfsvoering. Als eerste verkleint de minister de derogatievrije zones rond stikstofgevoelige Natura2000-gebieden van 250 naar 100 meter. Daarmee is het voor boeren die met percelen voor meer dan de helft of volledig buiten de 100 meter liggen, vanaf 2025 weer mogelijk derogatie aan te vragen (in lijn met het Europese afbouwpad). Na aanpassing van de regelgeving zal de RVO deze wijziging zo snel als mogelijk verwerken zodat boeren hier gebruik van kunnen maken.
Daarnaast wijzigt per 1 januari 2025 de zogenoemde stikstofcorrectiefactor van 10,1% naar 14%. De stikstofcorrectiefactor geeft een percentage weer van de hoeveelheid mest dat verdwijnt via gas tijdens de opslag van mest (gasvormige verliezen). Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat 14% als stikstofcorrectiefactor beter aansluit op de werkelijke situatie op het boerenerf. Met de aanpassing kan de boer, binnen de norm van 170 kg stikstof dierlijke mest, meer kuub mest kwijt op het land.
Eerder heeft de minister het uitrijseizoen voor mest voor dit jaar al verlengd, zodat boeren de ruimte voor dierlijke mest optimaal kunnen gebruiken.
Mogelijkheden voor mestverwerking
Met een nieuwe subsidieregeling wil de minister dat het op korte termijn voor boeren mogelijk wordt om meer mest te bewerken voor de export, denk aan hygiënemachines of korrelinstallaties. De export van mest biedt kansen en op dit moment worden die nog niet optimaal benut. Een speciale gezant gaat helpen met het aantrekken van nieuwe afzetmarkten, net als de inzet van het internationale Landbouwradennetwerk. Daarnaast komt er ook een aanjager om de vergunningsverlening voor het verwerken van mest te versnellen en knelpunten op te lossen.
Naast export zet de minister in Europa nog steeds in op zo snel mogelijke toelating van RENURE, waarmee boeren hoogwaardige kunstmestvervangers kunnen maken van dierlijke mest. Tot hier duidelijkheid over komt, wordt nationaal wet- en regelgeving in orde gemaakt om dit snel toe te kunnen passen. Ook laat de minister onderzoek doen naar de verwerking van dierlijke mest in potgrond.
Mestproductie
Bovenstaande maatregelen bieden enige ruimte op de korte termijn, maar zijn nog niet voldoende om de mestmarkt in balans te brengen. Daarom werkt de minister ook aan een nieuwe brede en vrijwillige beëindigingsregeling voor boeren die willen stoppen. Naar verwachting kan die begin 2026 open worden gesteld.
Daarnaast ondersteunt de minister nadrukkelijk de inzet van de sector om de hoeveelheid ruw eiwit in melkveevoeding te verlagen. Dat zorgt voor minder stikstof in mest.
In de huidige derogatiebeschikking is afgesproken dat het nationale mestproductieplafond in 2025 moet dalen naar 135 miljoen kg fosfaat en 440 miljoen kg stikstof (10% minder dan dit jaar). Verschillende sectoren dragen hier al aan bij via bijvoorbeeld het voerspoor en ook de vrijwillige beëindigingsregelingen (Lbv en Lbv-plus) zullen effect hebben. Om het nationale mestproductieplafond te halen, stelt de minister een afromingspercentage voor van fosfaat- en productie-/dierrechten bij overdracht buiten familieverband: 30% bij de melkvee, 25% voor de varkenshouderijen en 15% bij de pluimveebedrijven. De minister is zich ervan bewust dat deze maatregel de boerenbedrijven raakt, maar wil ook een generieke korting voorkomen. Daarom houdt zij de komende tijd vinger aan de pols, ook met oog op het effect van lopende regelingen als de Lbv en Lbv+. Eind 2024 vindt er een beoordeling plaats of de afromingspercentages redelijk zijn.