Achteruitgang was significant over twee jaar, zelfs in vroege stadia van de ziekte, met bijbehorende toename van de belasting voor de verzorger
Oudere leeftijd, vrouwelijk geslacht, onregelmatige hartslag en dagelijkse activiteitsniveaus kunnen helpen voorspellen hoeveel de cognitieve functie van Alzheimerpatiënten zal afnemen en hoeveel zij afhankelijk zullen zijn van hun verzorgers in de komende twee jaar. De resultaten suggereren nieuwe manieren om cognitieve achteruitgang bij patiënten te voorspellen en dat verzorgers in behandelingsplannen moeten worden meegenomen. Liane Kaufmann van de Ernst von Bergmann Kliniek in Potsdam, Duitsland, Josef Marksteiner van het Algemeen Ziekenhuis in Hall, Oostenrijk, en collega’s presenteren deze bevindingen in het open access tijdschrift PLOS ONE op 14 augustus 2024.
Alzheimer treft tussen de 50 en 70% van de patiënten met een dementiediagnose. Om te begrijpen welke patiëntkenmerken de cognitieve achteruitgang bij deze patiënten het best kunnen voorspellen, volgden de auteurs van deze studie een initiële cohort van 500 Oostenrijkse patiënten met waarschijnlijke en mogelijke Alzheimer gedurende 2 jaar. Na het opnemen van de medische geschiedenis van aandoeningen zoals hartziekten, atriumfibrilleren en diabetes volgden de onderzoekers de cognitieve functie, dagelijkse levensactiviteiten, depressie, pijn en neuropsychiatrische symptomen gedurende twee jaar. De onderzoekers beoordeelden ook de belasting van de verzorgers van de patiënten.
Alle patiënten ervoeren significante cognitieve achteruitgang over de periode van twee jaar, geassocieerd met afname van dagelijkse levensactiviteiten en toenemende afhankelijkheid van hun verzorgers. Leeftijd, vrouwelijk geslacht, moeite met dagelijkse activiteiten en depressie voorspelden cognitieve achteruitgang op elk meetmoment. Oudere leeftijd, vrouwelijk geslacht, onvermogen om dagelijkse activiteiten uit te voeren en een geschiedenis van atriumfibrilleren – snelle, onregelmatige samentrekkingen van de bovenste kamers van het hart – voorspelden de meest ernstige cognitieve achteruitgang na twee jaar. De veranderingen in cognitieve functie waren sterk geassocieerd met een toegenomen belasting voor de verzorgers.
De studie had een hoog uitvalpercentage en omvatte ook geen levensstijlvariabelen zoals lichamelijke activiteit, roken of alcoholgebruik. De auteurs zijn echter van mening dat hun bevindingen suggereren dat een combinatie van demografische gegevens (zoals leeftijd en geslacht) naast metingen van dagelijkse functie en eerdere medische aandoeningen kan helpen cognitieve achteruitgang te voorspellen en dat de belasting voor de verzorger ook een belangrijke factor moet zijn bij het diagnosticeren en behandelen van Alzheimerpatiënten.
De auteurs voegen toe: “De resultaten van onze grootschalige prospectieve studie bij patiënten met vroegtijdige Alzheimer Dementie (AD) identificeren een combinatie van hoge leeftijd, vrouwelijk geslacht, atriumfibrilleren (boven andere somatische risicofactoren), lage dagelijkse activiteiten en depressieve symptomen als significante (en gedeeltelijk modificeerbare) risicofactoren voor cognitieve achteruitgang. Bovendien onthullen onze bevindingen sterke correlaties tussen de belasting van verzorgers en verschillende patiëntgerelateerde maatregelen. Daarom stellen wij voor dat het klinisch beheer van AD in een vroeg stadium gericht moet zijn op de patiënt-verzorger dyade (in plaats van alleen op de patiënt).”
Links
https://journals.plos.org/plosone/article?id=10.1371/journal.pone.0307111