Afgelopen 10 april hadden we een debat over het op handen zijnde pandemieverdrag en de International Health Regulations van de Wereldgezondheidsorganisatie. We hebben onze bezwaren tijdens dat debat kenbaar gemaakt. Het is allemaal niet zo onschuldig als zo’n verdrag eenmaal geratificeerd is.
Al snel zullen belanghebbenden naar de rechter stappen om middels jurisprudentie af te dwingen dat het internationaal juridisch bindend wordt. Dat is al geregeld voor gegevensdeling en surveillance. Zie ook de internationale klimaatverdragen. Als we ons daar niet aan houden, stappen belanghebbenden naar de rechter om het af te dwingen, want: internationaal recht. Dan zitten we zo maar vast aan dat een noodcomité gaat bepalen wat een pandemie is, terwijl de WHO, ECDC en ons OMT er aanvankelijk naast zaten met de casusdefinitie tijdens de coronapandemie.
Dan komt er een financieel instrument waarin rijkere landen armere landen moeten gaan helpen bij hun pandemische paraatheid bij de opbouw, versterking en instandhouding van de capaciteit, terwijl we die zelf niet op orde hebben. Dan komt er een wereldwijd verpleegkundigenlegioen om de uitbraken in te dammen. De minister kon onze vragen daarover de vorige keer al niet eens beantwoorden, bijvoorbeeld de vraag of dit wel vrijwillig is. Dan komt er een gezamenlijke wereldwijde productie van persoonlijke beschermingsmiddelen, terwijl tijdens de coronapandemie al bleek dat het in tijden van nood ieder voor zich is en dat we dat dus in eigen land in eigen beheer moeten organiseren.
Dan moet alles bijgehouden worden in een internationale digitale moloch, dat ze het “PABS” noemen. Dat gebeurt allemaal terwijl in eigen land de parlementaire enquête naar de coronacrisis nog van start moet gaan.
Het uitgebreide verslag: https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/plenaire_verslagen/detail/2023-2024/74#1531dd61