Obesitas treft ongeveer 42 procent van de Amerikaanse volwassen bevolking en draagt bij aan het ontstaan van chronische ziekten, waaronder diabetes, kanker en andere aandoeningen. Hoewel populaire mantra’s voor gezonde voeding snacks om middernacht afraden, hebben maar weinig studies de gelijktijdige effecten van laat eten op de drie belangrijkste spelers in de regulering van het lichaamsgewicht en dus het risico op obesitas grondig onderzocht: regulering van de calorie-inname, het aantal calorieën dat verbrand wordt en de moleculaire veranderingen in vetweefsel. Een nieuwe studie door onderzoekers van Brigham and Women’s Hospital, één van de oprichters van het Mass General Brigham gezondheidssystemen, ontdekte dat, wanneer we eten, een aanzienlijke invloed heeft op ons energieverbruik, onze eetlust en moleculaire routes in vetweefsel. Hun resultaten zijn gepubliceerd in Cell Metabolism.
“We wilden de mechanismen testen die kunnen verklaren waarom laat eten het risico op obesitas verhoogt”, verklaarde senior auteur Frank A.J.L. Scheer, PhD, directeur van het Medical Chronobiology Program in de Brigham’s Division of Sleep and Circadian Disorders. “Eerder onderzoek door ons en anderen had aangetoond dat laat eten geassocieerd is met een verhoogd risico op obesitas, meer lichaamsvet en een verminderd succes bij het afvallen. We wilden begrijpen waarom.”
“In deze studie vroegen we ons af: ‘Is de tijd die we eten van belang als al het andere consistent wordt gehouden?”, zegt eerste auteur Nina Vujovic, PhD, onderzoeker in het Medical Chronobiology Program in de Brigham’s Division of Sleep and Circadian Disorders. “En we ontdekten dat vier uur later eten een aanzienlijk verschil maakt voor ons hongerniveau, de manier waarop we calorieën verbranden nadat we hebben gegeten en de manier waarop we vet opslaan.”
Vujovic, Scheer en hun team bestudeerden 16 patiënten met een body mass index (BMI) in het bereik van overgewicht of obesitas. Elke deelnemer voltooide twee laboratorium protocollen: één met een strikt gepland schema voor vroege maaltijden en de andere met exact dezelfde maaltijden, elk ongeveer vier uur later op de dag gepland. In de laatste twee tot drie weken voordat ze met elk van de laboratorium protocollen begonnen, handhaafden de deelnemers vaste slaap- en waakschema’s, en in de laatste drie dagen voordat ze het laboratorium binnengingen, volgden ze thuis strikt identieke diëten en maaltijdschema’s. In het laboratorium documenteerden de deelnemers regelmatig hun honger en eetlust, gaven ze de hele dag door regelmatig kleine bloedmonsters af en lieten ze hun lichaamstemperatuur en energieverbruik meten. Om te meten hoe eettijd de moleculaire routes beïnvloedde die betrokken zijn bij adipogenese, of hoe het lichaam vet opslaat, verzamelden onderzoekers biopsieën van vetweefsel van een subset van deelnemers tijdens laboratoriumtests in zowel de vroege als late eetprotocollen, om vergelijking mogelijk te maken van genexpressie patronen/ niveaus tussen deze twee omstandigheden.
Uit de resultaten bleek dat later eten ingrijpende effecten had op de honger en de eetlust regulerende hormonen leptine en ghreline, die onze drang om te eten beïnvloeden. In het bijzonder waren de niveaus van het hormoon leptine, dat verzadiging aangeeft, gedurende de 24 uur verlaagd in de late eetconditie in vergelijking met de vroege eetcondities. Wanneer deelnemers later aten, verbrandden ze ook langzamer calorieën en vertoonden ze genexpressie in vetweefsel in de richting van verhoogde adipogenese en verminderde lipolyse, die de vetgroei bevorderen. Deze bevindingen brengen met name convergerende fysiologische en moleculaire mechanismen over die ten grondslag liggen aan de correlatie tussen laat eten en een verhoogd risico op obesitas.
Vujovic legt uit dat deze bevindingen niet alleen consistent zijn met een groot aantal onderzoeken die suggereren dat later eten iemands kans op het ontwikkelen van obesitas kan vergroten, maar ze werpen ook een nieuw licht op hoe dit kan gebeuren. Door gebruik te maken van een gerandomiseerde cross-over studie en streng te controleren op gedrags- en omgevingsfactoren zoals fysieke activiteit, houding, slaap en blootstelling aan licht, konden de onderzoekers veranderingen detecteren in de verschillende controlesystemen die betrokken zijn bij de energiebalans, een marker van hoe ons lichaam het voedsel gebruikt dat we consumeren.
In toekomstige studies streeft het team van Scheer ernaar meer vrouwen te rekruteren om de generaliseerbaarheid van hun bevindingen naar een bredere populatie te vergroten. Hoewel dit onderzoeks cohort slechts vijf vrouwelijke deelnemers omvatte, was het opgezet om de menstruatiefase te controleren, waardoor verwarring werd verminderd, maar het werven van vrouwen moeilijker werd. In de toekomst zijn Scheer en Vujovic ook geïnteresseerd in een beter begrip van de effecten van de relatie tussen etenstijd en bedtijd op de energiebalans.
“Deze studie toont de impact van laat versus vroeg eten. Hier hebben we deze effecten geïsoleerd door te controleren op verstorende variabelen zoals calorie-inname, fysieke activiteit, slaap en blootstelling aan licht, maar in het echte leven kunnen veel van deze factoren zelf worden beïnvloed door de timing van de maaltijd,” zei Scheer. “In grootschalige studies, waar een strakke controle van al deze factoren niet haalbaar is, moeten we op zijn minst overwegen hoe andere gedrags- en omgevingsvariabelen deze biologische routes veranderen die ten grondslag liggen aan het risico op obesitas.”
Vertaling: Andre Teirlinck