Bij vrouwen na de menopauze is de omvang van bepaalde hersenletsels groter dan bij mannen van dezelfde leeftijd. DZNE-onderzoekers komen tot deze conclusie op basis van de beoordeling van meer dan 3.400 volwassenen als onderdeel van de Bonn Rijnland studie. Een team onder leiding van neurowetenschapper Monique Breteler rapporteert over de bevindingen in Neurology, het medisch tijdschrift van de American Academy of Neurology. De beoordeelde weefselschade wordt beschouwd als potentiële risicofactoren voor dementie en beroerte. De huidige bevindingen onderstrepen het belang van seksespecifieke geneeskunde.
Vooral bij oudere volwassenen worden heldere vlekken waargenomen op hersenbeelden die zijn verkregen door magnetische resonantie beeldvorming (MRI). Deze vlekken weerspiegelen afwijkingen in de zogenaamde witte stof, een gebied van de hersenen dat is samengesteld uit zenuwvezels en onder de hersenschors in het binnenste van de hersenen ligt. In technisch jargon worden deze bevindingen “hyperintensiteiten van de witte stof” genoemd. “Dit zijn tekenen van weefselbeschadiging die in verband zijn gebracht met een verminderde bloedstroom, hypertensie, beroerte en cognitieve stoornissen”, legt neurowetenschapper Valerie Lohner, hoofdauteur van de huidige wetenschappelijke publicatie, uit. “Het is bekend dat deze afwijkingen in hersenweefsel vaker voorkomen met de leeftijd. Ons onderzoek laat nu verschillen zien tussen mannen en vrouwen. Dit is al een tijdje geweten, maar de gegevens waren niet overtuigend. We hebben daarom een grotere groep mensen en een bredere leeftijdsgroep beoordeeld dan in eerdere onderzoeken. We vonden geen significante verschillen tussen vrouwen vóór de menopauze en mannen van dezelfde leeftijd. Deze situatie verandert echter na de menopauze. Dit verwijst dus naar die vrouwen die al hun laatste menstruatie hebben gehad. Hierbij waren laesies van de witte stof van de hersenen uitgebreider dan bij mannen van dezelfde leeftijd.”
Gegevens uit de Rijnland studie.
Deze bevindingen zijn gebaseerd op onderzoek uit de zogenaamde Rijnland studie, een grootschalig bevolkingsonderzoek van DZNE in de omgeving van Bonn. Samen met collega’s van DZNE evalueerde Valerie Lohner de gegevens van bijna 2.000 vrouwen en meer dan 1.400 mannen. Hun leeftijden varieerden van 30 tot 95 jaar, en de gemiddelde leeftijd was ongeveer 54 jaar. Naast verschillen tussen de seksen registreerden de onderzoekers bij proefpersonen met hypertensie over het algemeen meer afwijkingen in de witte stof van de hersenen. Dit is in lijn met eerdere onderzoeken.
Sekse specifieke geneeskunde.
“Onze studieresultaten laten zien dat vrouwen bij wie de menopauze al begonnen is, vatbaarder zijn voor veranderingen in de cerebrale vaten en dus voor hersenziekten dan vrouwen vóór de menopauze, zelfs bij vergelijkbare leeftijd. Beschadiging van de witte stof in de hersenen leidt niet per se tot dementie of beroerte, maar verhoogt wel het risico daarop”, zegt prof. dr. dr. Monique M. B. Breteler, hoofd van de Rijnland studie en directeur Population Health Sciences bij DZNE. “Onze bevindingen geven ook aan dat bij het beoordelen van deze hersenlaesies rekening moet worden gehouden met specifieke verschillen tussen mannen en vrouwen. Dit onderstreept de relevantie van sekse specifiek onderzoek en therapie.”
Onduidelijke oorzaken.
De oorzaken van deze verschillen tussen de seksen zijn onduidelijk. Er wordt al lang gespeculeerd dat het hormoon oestrogeen een beschermend effect kan hebben dat op oudere leeftijd verloren gaat omdat het vrouwelijke organisme het geleidelijk aan stopt met de productie ervan met een climacterium. De onderzoekers van de Rijnland studie vonden in hun gegevens echter geen invloed van therapie die hormoondeficiëntie compenseert: postmenopauzale vrouwen die regelmatig hormoonsupplementen slikten, hadden gemiddeld in dezelfde mate last van wittestof afwijkingen als postmenopauzale vrouwen die regelmatig hormoonsupplementen slikten. “Het is onduidelijk of hormonale veranderingen tijdens de menopauze een bepalende factor zijn of dat factoren gerelateerd aan het begin van de menopauze een rol spelen. In de Rijnland studie gaan we dit onderwerp nader onderzoeken”, zegt Breteler.
Vertaling: Andre Teirlinck