Nieuw onderzoek van het RIKEN Center for Brain Science (CBS), gepubliceerd in Communications Psychology op 23 december, daagt de conventionele wijsheid uit dat grotere groepen minder samenwerking vertonen. De studie laat zien dat flexibele verbindingen en aangeboren prosociale instincten mensen in staat stellen om effectief samen te werken, zelfs in grotere sociale kringen.
De rol van samenwerking in menselijke evolutie
Mensen zijn van nature sociale wezens en vertrouwen sterk op teamwork om te slagen. Dit vermogen tot samenwerking is diep verankerd in de werking van onze hersenen. De grootte van het brein van een dier hangt vaak samen met de omvang van zijn sociale groepen. Mensen, met hun relatief grote hersenen, kunnen complexere en grotere groepen vormen dan veel andere diersoorten.
Traditioneel geloofden wetenschappers dat samenwerking moeilijker wordt naarmate een groep groeit. In grote groepen lijkt het verlies van een enkele connectie minder impactvol en wordt het lastiger om voldoende interacties te hebben om vertrouwen op te bouwen. Eerdere studies ondersteunden dit idee en suggereerden dat samenwerking in grotere groepen afneemt.
Een verrassende ontdekking: Meer samenwerking in grotere groepen
Een recente studie onder leiding van Rei Akaishi van RIKEN CBS zet deze aanname op zijn kop. De onderzoekers voerden een experiment uit met 83 deelnemers die het bekende “prisoner’s dilemma”-spel speelden. In dit spel moeten spelers kiezen tussen samenwerken voor wederzijds voordeel of egoïstisch handelen. De groepsgrootte varieerde van twee tot zes personen, en deelnemers konden ongewenste groepsleden verlaten of oncoöperatieve leden verwijderen. Tijdens het spel werd de hersenactiviteit van de deelnemers gemeten met functionele MRI.
De resultaten waren verrassend: in grotere groepen werd vaker samengewerkt, met 57% van alle beslissingen als coöperatief. De neiging tot samenwerking nam toe naarmate de groep groter werd. Hoewel groepsgrootte op zichzelf samenwerking niet direct bevorderde, had het invloed op hoe mensen geheugen gebruikten en beslissingen namen tijdens sociale interacties. Zelfs wanneer deelnemers zich eerdere interacties niet goed konden herinneren, vertoonden ze vaak prosociaal gedrag, zoals vertrouwen en samenwerking. Dit suggereert dat mensen bij onzekerheid de voorkeur geven aan samenwerking boven voorzichtigheid, wat de groepsdynamiek vergemakkelijkt.
Hersenmechanismen achter samenwerking
Hersenscans boden verdere inzichten in het besluitvormingsproces. Specifieke hersengebieden, zoals de fusiforme gyrus en de precuneus, verwerkten herinneringen aan eerdere interacties. De nucleus accumbens koppelde deze herinneringen aan gevoelens van beloning. De prefrontale cortex speelde een cruciale rol bij het afwegen van deze herinneringen tegenover persoonlijke neigingen, waardoor deelnemers konden beslissen of ze moesten samenwerken met iemand die hen eerder had verraden. Wanneer herinneringen minder betrouwbaar waren, leek de hersenen van nature samenwerking aan te moedigen om de harmonie binnen de groep te behouden.
Praktische implicaties en toekomstig onderzoek
Deze bevindingen bieden een nieuwe kijk op hoe mensen vertrouwen opbouwen en functioneren binnen groepen. In plaats van alleen te vertrouwen op stabiele, langdurige relaties, benadrukt de studie het belang van flexibele en dynamische sociale connecties voor samenwerking. Dit inzicht is vooral relevant in de huidige wereld, waar digitale platforms en online gemeenschappen floreren door voortdurend veranderende relaties.
“In praktische zin kunnen onze bevindingen helpen om teamwork in scholen, werkplekken en online omgevingen te verbeteren,” zegt Akaishi. Door mensen de vrijheid te geven om connecties te vormen en aan te passen in plaats van vast te houden aan rigide groepsstructuren, kan samenwerking worden bevorderd. Organisaties die deze natuurlijke flexibiliteit omarmen, kunnen mogelijk betere groepsdynamieken realiseren.
Daarnaast werpt het onderzoek licht op de evolutie van menselijke samenwerking in grote samenlevingen. Door geheugen en aanpassingsvermogen te benutten, hebben mensen het vermogen ontwikkeld om effectief samen te werken, zelfs in onzekere omstandigheden. “We zijn van plan om deze bevindingen verder te onderzoeken in real-world omgevingen, zoals scholen en bedrijven, om beter te begrijpen hoe factoren als cultuur, leiderschap en individuele persoonlijkheden groepsgedrag beïnvloeden,” zegt Akaishi. “Ons werk is gericht op het ontwikkelen van praktische strategieën voor het creëren van harmonieuzere en productievere gemeenschappen.”
Dit baanbrekende onderzoek laat zien dat samenwerking niet noodzakelijkerwijs afneemt met groepsgrootte, maar eerder wordt gevormd door de manier waarop mensen sociale interacties en geheugen gebruiken. Het opent nieuwe mogelijkheden voor het verbeteren van samenwerking binnen diverse sociale en professionele omgevingen.
Bron: persbericht Riken Japan