De plannen van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) om scheepvaart te verduurzamen, kunnen juist leiden tot een enorme markt voor biobrandstoffen die ontbossing veroorzaken, zoals palm- en sojaolie. Dit zou niet alleen de CO₂-uitstoot verhogen, maar ook druk zetten op de voedselprijzen.
Belangrijkste punten uit de studie:
- Tegen 2030 zou bijna een derde van de wereldwijde scheepvaart op biobrandstoffen kunnen draaien.
- De IMO’s strategie kan in 2030 leiden tot 270 miljoen ton extra broeikasgasemissies in vergelijking met de huidige situatie – erger dan niets doen.
- 60% van de biobrandstoffen zou afkomstig zijn van palm- en sojaolie, die sterk bijdragen aan ontbossing.
- Dagelijks zouden bijna 300 miljoen flessen plantaardige olie naar schepen gaan in plaats van naar supermarkten, wat voedselprijzen kan opdrijven.
- Slechts 2,5% à 3% van de internationale scheepvaart zou kunnen draaien op afvalbiobrandstoffen zoals gebruikt frituurvet (UCO) en dierlijke vetten, vanwege beperkte beschikbaarheid.
- Om aan de biobrandstofvraag te voldoen, zou in 2030 34 miljoen hectare landbouwgrond nodig zijn – een gebied zo groot als Duitsland.
Gevaren van biobrandstoffen in scheepvaart
Volgens een studie van Cerulogy in opdracht van Transport & Environment (T&E) vormen palm- en sojaolie de goedkoopste en meest waarschijnlijke opties om te voldoen aan de IMO-eisen. Maar wanneer ontbossing en landconversie worden meegerekend, stoten deze brandstoffen twee tot drie keer meer CO₂ uit dan de vuilste fossiele scheepsbrandstoffen van nu.
Dit heeft ook gevolgen voor de voedselzekerheid. Land dat gebruikt kan worden voor voedselproductie, wordt omgezet in landbouwgrond voor biobrandstoffen. Dit kan leiden tot hogere prijzen en schaarste van basisproducten zoals plantaardige olie.
Reacties uit de sector
Volgens Constance Dijkstra, scheepvaartmanager bij T&E:
“Vrachtschepen op ontbossing laten draaien is een rampzalig idee. Het verbranden van voedselgewassen voor brandstof is slecht voor de planeet én voor de wereldwijde voedselzekerheid. De IMO moet de klimaatimpact van slechte biobrandstoffen meewegen om niet meer schade dan goed te doen.”
Sommige scheepvaartbedrijven, zoals MSC en CMA-CGM, investeren in zogenoemde afvalbiobrandstoffen, zoals gebruikt frituurvet en dierlijke vetten. Maar de beperkte beschikbaarheid betekent dat deze slechts een klein deel van de totale vraag kunnen dekken. Zo zou een enkel vrachtschip tussen China en Brazilië de jaarlijkse hoeveelheid afvalolie van meer dan 2000 McDonald’s-restaurants nodig hebben, en als het op dierlijk vet zou varen, zouden meer dan 1 miljoen varkens per schip nodig zijn.
Oproep tot actie
Bedrijven als Hapag-Lloyd en diverse NGO’s roepen de IMO op om onduurzame biobrandstoffen te weren van de lijst met groene brandstoffen. T&E pleit voor:
- Een duidelijke definitie van ‘zero’ en ‘near zero’ emissiebrandstoffen.
- Uitsluiting van ontbossingsgerelateerde biobrandstoffen.
- Een limiet op voedselgebaseerde biobrandstoffen.
- Meer stimulering voor groene e-brandstoffen op basis van waterstof.
De IMO staat voor een cruciale keuze: duurzame scheepvaart stimuleren zonder negatieve gevolgen voor het klimaat en de voedselvoorziening.