Het rapport “Living Standards, Poverty and Inequality in the UK: 2024” van het Institute for Fiscal Studies (IFS) biedt een gedetailleerde analyse van de veranderingen in levensstandaarden, armoede en ongelijkheid in het Verenigd Koninkrijk, met een focus op de periode sinds de COVID-19-pandemie en de daaropvolgende kosten-van-leven-crisis. Hieronder volgt een samenvatting van de belangrijkste bevindingen en conclusies:
1. Levensstandaarden sinds de pandemie
- Inkomensdaling: Tussen 2021–22 en 2022–23 daalde het mediane huishoudinkomen (voor aftrek van huisvestingskosten) met 0,5%, wat resulteerde in een daling van 1,6% ten opzichte van 2019–20. Dit is vergelijkbaar met de daling na de financiële crisis van 2008.
- Inkomensongelijkheid: Tijdens de pandemie en de kosten-van-leven-crisis stagneerden de inkomens van armere huishoudens, terwijl midden- en hoge inkomens kleine dalingen zagen. Dit in tegenstelling tot de periode na de financiële crisis, waarin armere huishoudens juist inkomensgroei zagen.
- Overheidssteun: Tijdens beide crises daalden de inkomens uit werk, maar de overheid introduceerde extra uitkeringen om de inkomens van armere huishoudens te ondersteunen. In 2022–23 was deze steun echter tijdelijk, wat betekent dat de inkomens van armere huishoudens in de toekomst waarschijnlijk zullen dalen.
2. Armoede en deprivatie
- Armoedecijfers: Ondanks de pandemie en de kosten-van-leven-crisis zijn de armoedecijfers tussen 2019–20 en 2022–23 nauwelijks veranderd. De absolute armoede steeg lichtjes naar 18%, terwijl de relatieve armoede daalde naar 21%.
- Materiële deprivatie: De mate van materiële deprivatie (het niet kunnen betalen van essentiële zaken) nam echter aanzienlijk toe. Bijvoorbeeld, het aantal volwassenen dat hun huis niet adequaat kon verwarmen, steeg van 4% naar 11%.
- Inflatie en hypotheekrentes: Officiële armoedestatistieken houden geen rekening met verschillen in inflatie en hypotheekrentes tussen huishoudens. Als deze verschillen wel worden meegenomen, blijkt dat de armoede groter is dan de officiële cijfers suggereren.
3. Inkomens en armoede onder gepensioneerden
- Pensioeninkomens: Gemiddelde pensioeninkomens zijn de afgelopen 20 jaar gestegen, vooral door hogere staatspensioenen en private pensioenen. Echter, sinds 2011 is de inkomensgroei voor armere gepensioneerden achtergebleven, wat heeft geleid tot een stijging van de relatieve armoede onder gepensioneerden van 13% in 2011–12 naar 16% in 2022–23.
- Staatspensioenhervormingen: Hervormingen in het staatspensioen hebben vooral vrouwen met een laag pensioeninkomen geholpen, maar hebben niet geleid tot een significante daling van de armoede onder gepensioneerden.
- Materiële deprivatie: Ondanks stabiele armoedecijfers, is de materiële deprivatie onder gepensioneerden toegenomen, vooral door stijgende energie- en voedselprijzen.
4. Conclusies
- Langzame inkomensgroei: Sinds 2007–08 is de inkomensgroei in het VK traag geweest, wat heeft geleid tot weinig verbetering in de levensstandaarden voor de meeste huishoudens.
- Toekomstperspectief: Hoewel de inflatie is gedaald en de lonen zijn gestegen, blijven hoge hypotheekrentes en huurprijzen een uitdaging voor de levensstandaarden. Verbeterde metingen van huishoudinkomens zijn nodig om een duidelijk beeld te krijgen van armoede en deprivatie, zodat de overheid effectief beleid kan voeren.
Het rapport benadrukt de complexiteit van het meten van armoede en levensstandaarden, vooral in tijden van economische onrust, en roept op tot betere data en beleidsmaatregelen om de financiële situatie van huishoudens te verbeteren.