Metabole disfunctie-geassocieerde steatotische leverziekte (MASLD), voorheen bekend als niet-alcoholische leververvetting (NAFLD), treft ongeveer 30% van de volwassen wereldbevolking.
De ziekte varieert van goedaardige vetophoping in de lever (steatose) tot de ernstigere vorm, metabole disfunctie-geassocieerde steatohepatitis (MASH, voorheen niet-alcoholische steatohepatitis of NASH). MASH vormt een gevaarlijke progressie en kan leiden tot levercirrose, leverkanker, type 2 diabetes en hart- en vaatziekten.
Ondanks de hoge prevalentie is MASH sterk heterogeen. Niet alle patiënten volgen hetzelfde klinische verloop, en conventionele behandelingsmethoden houden vaak geen rekening met deze verschillen. Om deze lacune te overbruggen, heeft een baanbrekende studie onder leiding van prof. François Pattou en prof. Stefano Romeo MASH opnieuw gedefinieerd door twee verschillende subtypes te identificeren met verschillende risico’s en uitkomsten.
Deze transformerende studie, uitgevoerd in het Universitair Ziekenhuis van Lille als onderdeel van het RHU PreciNASH-project gecoördineerd door Inserm, was mogelijk dankzij samenwerking met toonaangevende wetenschappelijke teams van Inria, CNRS, de Universiteit van Lille, het Universitair Ziekenhuis van Lille en het Pasteur Instituut van Lille, evenals internationale partners uit Zweden, Italië, België en Finland. De bevindingen, gepubliceerd in Nature Medicine, markeren een belangrijke verschuiving in het begrip en de behandeling van MASH.
Twee Subtypes van MASH, Twee Verschillende Risicoprofielen
De studie heeft twee aparte typen MASH geïdentificeerd en gevalideerd op basis van histologie en leverbeeldvorming, gebruikmakend van gegevens van Europese cohorten en de UK Biobank:
- Lever-specifieke MASH: Een genetisch gedreven subtype met snelle progressie van leverziekte, maar een verrassend laag risico op cardiovasculaire complicaties.
- Cardiometabole MASH: Een subtype met een hoog risicoprofiel, gerelateerd aan type 2 diabetes en hart- en vaatziekten, naast vergelijkbare progressie van leverziekte.
Wat deze ontdekking baanbrekend maakt, is dat beide subtypes vergelijkbare histologische kenmerken vertonen onder de microscoop of op beeldvorming, waardoor ze met traditionele diagnostische methoden niet te onderscheiden zijn. De aanzienlijke verschillen in klinische uitkomsten benadrukken echter de dringende behoefte aan geavanceerde diagnostische hulpmiddelen en gepersonaliseerde interventies.
Transformatie van Diagnose en Behandeling
Deze studie stelt clinici in staat verder te kijken dan de traditionele uniforme aanpak bij de behandeling van MASH. Door gebruik te maken van eenvoudige klinische markers—leeftijd, BMI, HbA1c, LDL-cholesterol, triglyceriden en ALT—kunnen patiënten worden ingedeeld in specifieke subtypes, wat gerichte behandelingen mogelijk maakt:
- Lever-specifieke MASH: Gericht op therapieën om leverschade te stoppen en progressie naar cirrose of leverkanker te voorkomen.
- Cardiometabole MASH: Gericht op agressief beheer van metabole en cardiovasculaire risico’s naast behandeling van leverziekte.
“Deze ontdekking markeert een keerpunt,” zegt prof. François Pattou. “We hebben nu een duidelijke route om subtype-specifieke behandelingen te ontwikkelen die de uitkomsten voor patiënten verbeteren.”
Waarom Deze Ontdekking Belangrijk Is
MASH is de ernstigste manifestatie van MASLD, met potentieel verwoestende gezondheidsgevolgen. De heterogeniteit van de ziekte is echter vaak over het hoofd gezien, wat leidt tot inconsistente behandelresultaten.
“Dit manuscript biedt een transformerend perspectief op MASH en de heterogene uitkomsten ervan,” merkt een anonieme recensent op. “Doordacht uitgevoerd op grote, goed gekarakteriseerde cohorten opent het nieuwe deuren voor precisiegeneeskunde in dit vakgebied.”
De Wetenschap Achter de Subtypes
De studie maakte gebruik van gegevens uit het Franse ABOS-cohort van 1.389 mensen met obesitas en valideerde de bevindingen in drie Europese MASLD-cohorten (Italië, België en Finland) met in totaal 1.099 deelnemers, evenals beeldvormingsgegevens (MRI) van meer dan 6.000 deelnemers aan de UK Biobank. Door klinische kenmerken te combineren met levertranscriptomics en plasmametabolomics, onthulden onderzoekers onderscheidende biologische routes die elk subtype aansturen.
“Deze ontdekking werpt licht op waarom huidige behandelingen vaak inconsistente resultaten opleveren,” legt medehoofdonderzoeker prof. Stefano Romeo uit. “Het was een echt ‘eureka’-moment voor ons team.”
Een Nieuw Tijdperk voor MASH-behandeling
Deze doorbraak benadrukt de dringende behoefte aan subtype-specifieke zorg en opent de weg naar innovatieve behandelingen en gepersonaliseerde geneeskunde. Toekomstig onderzoek zal onderzoeken hoe deze subtypes reageren op leefstijlinterventies, farmacologische therapieën en andere behandelingen in diverse populaties.