Vetzuren in navelstrengbloed kunnen autisme veroorzaken

Wetenschappers onthullen het verband tussen vetzuur metabolieten in navelstrengbloed en symptomen van autisme bij kinderen

Autismespectrumstoornis (ASS) komt veel voor, maar het onderliggende mechanisme is niet goed begrepen. In een recent onderzoek hebben wetenschappers uit Japan een significant verband gevonden tussen de niveaus van specifieke dihydroxyvetzuren in navelstrengbloed en ASS-symptomen. Hun bevindingen benadrukken de rol van deze metabolieten in het ontwikkelingstraject van ASS en zouden de weg kunnen vrijmaken voor vroege diagnostische technieken en een beter begrip van de pathofysiologie van ASS.

Autisme spectrumstoornis (ASS) is een neurologische ontwikkelingsstoornis die het leervermogen en het sociale gedrag van mensen beïnvloedt. De afgelopen decennia is het bewustzijn over ASS toegenomen, met name wat betreft de prevalentie en het effect ervan op het leven van mensen met de diagnose ASS. Echter, verschillende aspecten gerelateerd aan ASS worden niet goed begrepen, waardoor er nog veel te onderzoeken valt.

Hoewel de exacte oorzaken van ASS onduidelijk zijn, wijst het momenteel beschikbaar bewijsmateriaal erop dat neuro-inflammatie een belangrijke factor is. Verschillende studies op  muismodellen van ASS suggereren dat meervoudig onverzadigde vetzuren (PUFA) en hun metabolieten tijdens de zwangerschap een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van ASS. PUFA-metabolieten gereguleerd door cytochroom P450 (CYP) beïnvloeden de ontwikkeling van de foetus bij muizen en veroorzaken stoornissen die nauw verband houden met ASS-symptomen. Het is echter nog steeds onduidelijk of hetzelfde geldt voor mensen en moet verder worden onderzocht.

Om deze kenniskloof te dichten, analyseerde een onderzoeksteam uit Japan, bestaande uit professor Hideo Matsuzaki van het Research Center for Child Mental Development, University of Fukui, Dr. Takaharu Hirai van de afdeling Psychiatric and Mental Health Nursing, School of Nursing, University of Fukui en Dr. Naoko Umeda van de afdeling Maternal and Child Health Nursing, School of Nursing, University of Fukui, de CYP-PUFA-niveaus in neonatale navelstreng bloedmonsters. Hun studie, gepubliceerd op 23 juli 2024 in Psychiatry and Clinical Neurosciences, werpt licht op de mogelijke oorzaken van ASS.

Prof. Matsuzaki deelt de motivatie achter hun studie en legt uit: “CYP-metabolisme vormt zowel epoxyvetzuren (EpFA’s), die ontsteking remmende effecten hebben, als dihydroxyvetzuren, of ‘diolen’, die ontsteking bevorderende eigenschappen hebben. We stelden de hypothese op dat de dynamiek van CYP-PUFA-metabolieten tijdens de foetale periode, dat wil zeggen lagere EpFA-niveaus, hogere diol-niveaus en/of verhoogde EpFA-metabole enzymen, ASD-symptomen en moeilijkheden met dagelijks functioneren bij kinderen na de geboorte zouden beïnvloeden.”

Om deze hypothese te testen, onderzochten de wetenschappers het verband tussen PUFA-metabolieten in navelstrengbloed en ASD-scores bij 200 kinderen. De navelstreng bloedmonsters waren direct na de geboorte verzameld en op de juiste manier bewaard, terwijl ASD-symptomen en adaptief functioneren werden beoordeeld toen dezelfde kinderen zes jaar oud waren, met de hulp van hun moeders.

Na zorgvuldige statistische analyses van de resultaten identificeerden de onderzoekers één verbinding in navelstrengbloed die sterke implicaties kan hebben voor de ernst van ASD, namelijk 11,12-dihydroxyeicosatrienoic acids (diHETrE), een dihydroxyvetzuur afgeleid van arachidonzuur.

“De niveaus van diHETrE, een van arachidonzuur afgeleid diol, in navelstrengbloed bij de geboorte hadden een significante impact op latere ASD-symptomen bij kinderen en werden ook geassocieerd met een verstoord adaptief functioneren. Deze bevindingen suggereren dat de dynamiek van diHETrE tijdens de foetale periode belangrijk is in het ontwikkelingstraject van kinderen na de geboorte”, benadrukt Prof. Matsuzaki.

Meer specifiek ontdekte men dat hogere niveaus van het molecuul 11,12-diHETrE een impact hadden op sociale interacties, terwijl lage niveaus van 8,9-diHETrE een impact hadden op repetitief en restrictief gedrag. Bovendien was deze correlatie specifieker voor meisjes dan voor jongens. Deze nieuw verworven kennis zou cruciaal kunnen zijn bij het begrijpen, diagnosticeren en mogelijk voorkomen van ASD. Door diHETrE niveaus bij de geboorte te meten, is het mogelijk om de waarschijnlijkheid van ASD-ontwikkeling bij kinderen te voorspellen.

“De effectiviteit van vroege interventie voor kinderen met ASS is goed vastgesteld en het detecteren ervan bij de geboorte zou de interventie en ondersteuning voor kinderen met ASS kunnen verbeteren”, zegt Prof. Matsuzaki. Hij voegt er ook toe dat het remmen van diHETrE-metabolisme tijdens de zwangerschap een veelbelovende manier zou kunnen zijn om ASS-kenmerken bij kinderen te voorkomen, hoewel er meer onderzoek nodig zal zijn in dit opzicht.

Concluderend openen deze bevindingen een veelbelovende weg voor onderzoekers die de mysteries rondom ASS ontrafelen. We hopen dat een beter begrip en vroege diagnostiek het leven van mensen met ASS en hun families kunnen verbeteren.

Vertaling persbericht: Andre Teirlinck

Bron: University of Fukui