Uit een onderzoek onder leiding aan de Washington State University bleek dat grootouders dienden als een belangrijk particulier vangnet toen COVID-19 voor het eerst de VS trof. De komst van de pandemie in 2020 viel samen met een golf van bijna 510.000 kinderen die in ‘dubbele’ huishoudens woonden, samenwonend met andere volwassenen naast hun ouders of de partners van hun ouders. Hoewel deze woonsituatie vóór COVID-19 al was toegenomen, was dit een extra stijging die verder ging dan verwacht kon worden op basis van eerdere trends – en de meeste van die kinderen, ongeveer 460.000, woonden bij grootouders.
De stijging was echter tijdelijk en deze huishoudens keerden in 2021 terug naar het oorspronkelijk patroon. De onderzoekers hebben hun bevindingen beschreven in het tijdschrift Demography.
“Ondanks de gezondheidsrisico’s die gepaard gaan met het samenwonen met grotere gezinnen tijdens COVID, brachten economische en instrumentele behoeften Amerikanen er nog steeds toe om samen te leven. Ik denk dat dit echt spreekt over de kracht en het belang van familiebanden als vangnet in de VS”, zegt Mariana Amorim, een WSU-socioloog en hoofdauteur van het onderzoek.
Met behulp van enquêtegegevens verzameld door de Amerikaanse Census analyseerden Amorim en co-auteur Natasha Pilkauskas van de Universiteit van Michigan de trends voor kinderen in dubbele huishoudens tussen 2015 en 2021. Ongeveer 15,3% van de kinderen woonde in 2015 in dit soort huishoudens, en er was een geleidelijke gemiddelde stijging van ongeveer 0,1 procent per jaar, maar van 2019 tot 2020 steeg het aandeel kinderen in deze regelingen van 15,7% naar 16,3%, een stijging van 15,7% naar 16,3%, zes keer groter dan verwacht.
De mensen die in deze dubbele regelingen terecht kwamen, waren meestal gezinnen met aan het hoofd alleenstaande moeders en moeders die nooit getrouwd waren of niet werkten, maar ook gezinnen met kinderen onder de zes jaar. Er was ook een groter dan gebruikelijke toename van het aantal zwarte en Spaanse kinderen die in huishoudens met meerdere generaties woonden.
De auteurs zeggen dat deze demografische gegevens suggereren dat de stijging van het aantal co-residenties werd veroorzaakt door zowel de behoefte aan economische als andere instrumentele ondersteuning – zoals kinderopvang en misschien tot op zekere hoogte ouderenzorg van de kant van de grootouders. Deze behoeften leken zwaarder te wegen dan de zorgen over de verspreiding van COVID-19 naar kwetsbaardere oudere familieleden.
De auteurs ontdekten ook een seizoensgebondenheid in trends van ‘verdubbeling’. Vóór de pandemie volgde de toename van het aantal samenwonende huishoudens doorgaans een patroon waarbij meer samenwoningen plaatsvonden in de late herfst en winter. De onderzoekers speculeren dat dit mogelijk een gevolg is van reeds bestaande seizoenspatronen van geboorten en echtscheidingen. Toen de pandemie toesloeg werd dat seizoenspatroon verstoord, waarbij in de lente en zomer van 2020 meer mensen naar dubbele huishoudens verhuisden, voordat het later dat jaar daalde en in 2021 normaliseerde. “We vonden dat dit soort co-residentie erg kort was. Dit drijft echt het idee naar voor dat verdubbelen, vooral samenwonen met grootouders, een strategie is die wordt gebruikt om aan economische of instrumentele behoeften te voldoen, maar het is niet echt de voorkeur van Amerikanen”, aldus Amorim. “Zodra mensen kunnen verhuizen en zelfstandig kunnen wonen, doen ze dat ook.”
Vertaling: Andre Teirlinck