Het Europees Parlement stemde zojuist voor een einde aan F-gassen, zogenaamde superbroeikasgassen die vaak vele duizenden keren zo sterk zijn als CO2. Deze gassen zitten onder andere in koelkasten, airco’s, warmtepompen of het hoogspanningsnet.
Europarlementariër Bas Eickhout is hoofdonderhandelaar op deze wet: “F-gassen zijn vrij onbekend, maar hebben een gigantische klimaatimpact. We geven een helder signaal aan de markt: stap over op schone alternatieven. Dat is niet alleen cruciaal voor het klimaat, maar is ook goed voor de Europese industrie, die zo koploper kan blijven met de productie van schone producten.”
Eickhout onderstreept het belang van de wetgeving: “Warmtepompen zijn essentieel voor de Europese energietransitie, nog dit decennium worden er tientallen miljoenen geïnstalleerd. Doen we dat met superbroeikasgassen, heeft dan een geweldige klimaatimpact. Het voorstel waarover vandaag werd gestemd zorgt ervoor dat producenten van warmtepompen de komende jaren moeten overstappen op natuurlijke alternatieven.”
De laatste keer dat de F-gassenwet werd herzien, had dat grote consequenties voor de rest van de wereld. De Europese wetgeving uit 2014 werd de blauwdruk voor internationale actie: het Kigali Amendement. De uitvoering hiervan zorgt voor een beperking van 0,4 graden temperatuurstijging. “Dat is enorm en nu scherpen we de Europese wetgeving nog verder aan. Het doel is dat deze wet weer zo’n internationaal effect oplevert, zodat we als Europa weer zo’n impact kunnen maken”, aldus Eickhout.
De F-gassenwet is ook nauw vervlochten met de discussie over PFAS, een groep chemicaliën die nauwelijks afbreekt in het milieu en schadelijk is voor de gezondheid. Eickhout: “Als alternatief voor de superbroeikasgassen is de chemische industrie gekomen met een nieuwe generatie F-gassen, vaak PFAS. Deze zijn beter voor het klimaat, maar heel slecht voor onze leefomgeving en gezondheid. In ons voorstel verplichten we natuurlijke alternatieven in de meeste sectoren.”
Hoewel voor de meeste sectoren natuurlijke alternatieven al voorhanden zijn, betekent een verbod wel dat bedrijven in de komende jaren hun manier van produceren moeten veranderen. Eickhout: “Deze wetgeving heeft grote consequenties voor een aantal belangrijke Europese sectoren, vandaar dat de lobby op dit dossier ongekend groot was. Dat we dit over de streep hebben kunnen trekken komt ook doordat veel Europese bedrijven – in tegenstelling tot hun Amerikaanse, Chinese en Japanse concurrenten – wel in verduurzaming hebben geïnvesteerd.
Deze bedrijven hebben zelf ook veel voordeel van deze transitie.”
Met deze stemming is het mandaat voor de onderhandelingen met EU-landen nu aangenomen. Naar verwachting nemen de EU-landen hun mandaat volgende week aan, waardoor de onderhandelingen tussen de instituties snel kunnen beginnen. Mogelijk kan er voor de zomer al een deal worden bereikt.