Mensen met mentaal stimulerende banen hebben op oudere leeftijd een lager risico op dementie dan mensen met niet-stimulerende banen, blijkt uit een onderzoek dat vandaag door The BMJ is gepubliceerd. Een mogelijke verklaring is dat mentale stimulatie verband houdt met lagere niveaus van bepaalde eiwitten die kunnen voorkomen dat hersencellen nieuwe verbindingen vormen (processen die axonogenese en synaptogenese worden genoemd).
Cognitieve stimulatie wordt verondersteld het ontstaan van dementie te voorkomen of uit te stellen. Maar de onderzoeksresultaten zijn gevarieerd en de meest recente langetermijnstudies hebben gesuggereerd dat cognitieve activiteit in de vrije tijd het risico op dementie niet vermindert. Blootstelling aan cognitieve stimulatie op het werk duurt doorgaans aanzienlijk langer dan cognitief stimulerende hobby’s, maar op het werk gebaseerde onderzoeken hebben ook geen overtuigend bewijs van voordelen opgeleverd.
Dus een internationaal team van onderzoekers ging op zoek naar de associatie tussen cognitief stimulerend werk en het daaropvolgende risico op dementie en om eiwitroutes voor deze associatie te identificeren. Hun bevindingen zijn gebaseerd op onderzoeken uit het Verenigd Koninkrijk, Europa en de Verenigde Staten die verband houden tussen werkgerelateerde factoren en chronische ziekten, invaliditeit en sterfte.
Drie associaties werden onderzocht: cognitieve stimulatie en het risico op dementie bij 107.896 deelnemers (42% mannen; gemiddelde leeftijd 45 jaar) uit zeven studies van het IPD-Work consortium, een gezamenlijk onderzoeksproject van 13 Europese cohortstudies; cognitieve stimulatie en eiwitten in een willekeurige steekproef van 2.261 deelnemers uit één onderzoek; en eiwitten en het risico op dementie bij 13.656 deelnemers uit twee onderzoeken.
Cognitieve stimulatie op het werk werd aan het begin van het onderzoek gemeten en deelnemers werden gemiddeld 17 jaar gevolgd om te zien of ze dementie ontwikkelden. Cognitief stimulerende “actieve” banen omvatten veeleisende taken en een hoge werkbeslissingsruimte (ook bekend als taakcontrole), terwijl niet-stimulerende “passieve” banen die zijn met lage eisen en gebrek aan baancontrole.
Na correctie voor mogelijk invloedrijke factoren, waaronder leeftijd, geslacht, opleidingsniveau en levensstijl, bleek het risico op dementie lager te zijn voor deelnemers met hoge dan lage cognitieve stimulatie op het werk (incidentie 4,8 per 10.000 persoonsjaren in de groep met hoge stimulatie en 7,3 in de groep met lage stimulatie). Deze bevinding bleef behouden na verdere aanpassingen voor een reeks vastgestelde risicofactoren voor dementie in de kindertijd en volwassenheid, cardiometabole ziekten (diabetes, coronaire hartziekten en beroertes) en het concurrerende risico op overlijden.
De associatie verschilde niet tussen mannen en vrouwen of tussen mannen en vrouwen jonger en ouder dan 60, maar er was een indicatie dat de associatie sterker was voor de ziekte van Alzheimer dan voor andere vormen van dementie. Cognitieve stimulatie was ook geassocieerd met lagere niveaus van drie eiwitten die verband houden met zowel cognitieve stimulatie op volwassen leeftijd als dementie, wat mogelijke aanwijzingen geeft voor onderliggende biologische mechanismen.
Persbericht BMJ