Een grootschalig onderzoek onder kinderen heeft aangetoond dat gedragsproblemen bij snurkende kinderen verband kan houden met veranderingen in de structuur van de frontale hersenkwab van hun hersenen. De bevindingen ondersteunen een vroege evaluatie van kinderen die regelmatig snurken (drie of meer nachten per week). Het onderzoek, gepubliceerd in Nature Communications, werd ondersteund door het National Institute on Drug Abuse (NIDA) en negen andere instituten, centra en kantoren van de National Institutes of Health.
Grote populatiestudies hebben een duidelijk verband aangetoond tussen snurken en gedragsproblemen, zoals onoplettendheid of hyperactiviteit, maar de exacte aard van deze relatie wordt niet volledig begrepen. Hoewel een paar kleine onderzoeken een verband hebben gemeld tussen slaapapneu – wanneer de ademhalingspauzes langdurig zijn – en bepaalde hersenveranderingen, is er weinig bekend over de vraag of deze veranderingen bijdragen tot het gedrag dat wordt waargenomen bij sommige kinderen met obstructieve slaapstoornissen bij ademhaling (oSDB), een groep aandoeningen die gewoonlijk worden geassocieerd met snurken en die worden gekenmerkt door weerstand tegen ademhalen tijdens de slaap.
Om deze kenniskloof te dichten hebben onderzoekers onder leiding van Amal Isaiah, M.D., D.Phil., Van de University of Maryland School of Medicine, geprofiteerd van de grote en diverse dataset van de Adolescent Brain Cognitive Development (ABCD) Study
Het team van onderzoekers verzamelde deze schat aan gegevens van meer dan 11.000 9- en 10-jarige kinderen om de relaties tussen snurken, hersenstructuur en gedragsproblemen te onderzoeken.
Hun statistische analyse bevestigde de resultaten van eerder onderzoek en onthulde een positieve correlatie tussen gewoon snurken en gedragsproblemen, waarbij de kinderen die het vaakst snurkten over het algemeen slechter gedrag vertoonden volgens één door de ouders uitgevoerde beoordeling. De bevindingen toonden verder aan dat snurken verband houdt met kleinere volumes van meerdere regio’s van de frontale kwab van de hersenen, een gebied dat betrokken is bij cognitieve functies zoals probleemoplossing, impulsbeheersing en sociale interacties. De statistische analyse suggereerde ook dat de hersenverschillen die worden waargenomen bij kinderen die snurken kunnen bijdragen tot gedragsproblemen, maar er is aanvullend onderzoek nodig naar de manier waarop snurken, hersenstructuur en gedragsproblemen in de loop van de tijd veranderen om een oorzakelijk verband te bevestigen.
De bevindingen van deze studie wijzen op oSDB als een mogelijke omkeerbare oorzaak van gedragsproblemen, wat suggereert dat kinderen routinematig worden gescreend op snurken. Kinderen die snurken kunnen dan worden doorverwezen voor nazorg. Dergelijke zorg kan beoordeling en behandeling omvatten voor aandoeningen die bijdragen aan oSDB, zoals obesitas, of evaluatie voor chirurgische verwijdering van de adenoïden en amandelen.
De ABCD-studie, de grootste in zijn soort in de Verenigde Staten, volgt bijna 12.000 jongeren terwijl ze opgroeien tot jonge volwassenen. Onderzoekers meten regelmatig de hersenstructuur en activiteit van de deelnemers met behulp van MRI (Magnetic Resonance Imaging) en verzamelen psychologische, omgevings- en cognitieve informatie, evenals biologische stalen. Het doel van het onderzoek is om normen te definiëren voor normale hersen- en cognitieve ontwikkeling en om factoren te identificeren die het levenstraject van een jongere kunnen versterken of verstoren.
De Adolescent Brain Cognitive Development Study en ABCD Study zijn respectievelijk servicemerken en geregistreerde handelsmerken van het Amerikaanse ministerie van Volksgezondheid en Human Services.
Vertaling: Andre Teirlinck