Onderzoekers pleiten voor herziening van de richtlijnen voor monitoring van de luchtkwaliteit om rekening te houden met de emissiebronnen.
Onderzoekers van Scripps Institution of Oceanography aan de UC San Diego concluderen dat de fijne deeltjes uit de rook van natuurbranden meerdere keren schadelijker kunnen zijn voor de gezondheid van de menselijke luchtwegen dan deeltjes uit andere bronnen, zoals uitlaatgassen van auto’s. Hoewel dit onderscheid eerder is vastgesteld in laboratoriumexperimenten, bevestigt de nieuwe studie het op populatieniveau.
Dit nieuw onderzoekswerk, gericht op Zuid-Californië, onthult de risico’s van kleine deeltjes in de lucht met een diameter tot 2,5 micron, ongeveer een twintigste van die van een mensenhaar. Deze deeltjes – PM2.5 genoemd – zijn het hoofdbestanddeel van rook uit natuurbranden en kunnen de menselijke luchtwegen en bloedbanen binnendringen en vitale organen aantasten.
De studie van onderzoekers van Scripps Institution of Oceanography en de Herbert Wertheim School of Public Health and Human Longevity Science aan UC San Diego, verscheen op 5 maart in het tijdschrift Nature Communications. Ze werd gefinancierd door het University of California Office of the President, de National Oceanic and Atmospheric Administration (NOAA), het Alzheimer’s Disease Resource Center for Advancing Minority Aging Research aan UC San Diego en het Office of Environmental Health Hazard Assessment.
Om de door bosbranden geproduceerde PM2.5 te isoleren van andere bronnen van verontreiniging definieerden de onderzoekers blootstelling aan PM2.5 als blootstelling aan sterke Santa Anna winden met bovenwinds vuur. Een tweede maatstaf voor blootstelling betrof rookpluim gegevens van het NOAA’s Hazard Mapping System.
Een toename van 10 microgram per kubieke meter in PM2,5, toegeschreven aan andere bronnen dan rook van natuurbranden, zou naar schatting de respiratoire ziekenhuisopnames met 1 procent doen toenemen. Dezelfde toename uit natuurbranden veroorzaakte een verhoging van 1,3 tot 10 procent van het aantal luchtwegopnames.
Corresponderend auteur Rosana Aguilera zei dat het onderzoek suggereert dat de veronderstelling dat alle deeltjes van een bepaalde grootte even giftig zijn, onnauwkeurig kan zijn en dat de effecten van bosbranden – zelfs op afstand – een dringend probleem vormen voor de menselijke gezondheid.
“Er is een dagelijkse drempel voor de hoeveelheid PM2,5 in de lucht die door de provincie en de Environmental Protection Agency (EPA) aanvaardbaar wordt geacht”, zegt Aguilera, een postdoctoraal onderzoeker bij Scripps Institution of Oceanography. “Het probleem met deze norm is dat er geen rekening wordt gehouden met de emissiebronnen van PM2,5.”
Op dit moment bestaat er geen consensus over waarom natuurbrand PM2.5 schadelijker is voor de mens dan andere bronnen van fijnstof. Als PM2,5 van bosbranden gevaarlijker is voor de menselijke longen dan dat van omgevingsluchtverontreiniging, moet de drempel voor wat als veilige PM2,5-niveaus worden beschouwd, de bron van de deeltjes weerspiegelen, vooral tijdens het seizoen van natuurbranden. Dit is vooral relevant in Californië en andere regio’s waar naar verwachting de meeste PM2.5 afkomstig is van bosbranden.
In Zuid-Californië zorgen de Santa Ana winden voor de meest ernstige bosbranden en hebben de neiging om de rook naar bevolkte kustgebieden te blazen. Klimaatverandering vertraagt de start van het regenseizoen in de regio, waardoor het seizoen van wild vuur in de vroege winter dichter bij de top van de Santa Ana winden komt. Bovendien, naarmate de populaties groeien in ruige afgelegen gebieden, nemen de risico’s van ontstekingen en de gevolgen van natuurbrand en rook toe voor degenen die landinwaarts en benedenwinds leven.
Co-auteur Tom Corringham wijst op de implicaties voor klimaatverandering: “Naarmate de omstandigheden in Zuid-Californië heter en droger worden, verwachten we meer natuurbranden. Deze studie toont aan dat de schade als gevolg van rook van natuurbranden groter kan zijn dan eerder werd gedacht, wat het argument ondersteunt voor vroege opsporingssystemen en inspanningen om de klimaatverandering te beperken.”
Vertaling: Andre Teirlinck