De polyvagaaltheorie, ontwikkeld door Stephen Porges, heeft ons meer inzicht gegeven in de veranderingen die traumatische ervaringen teweegbrengen in het autonome zenuwstelsel, en waarom mensen na zo’n ervaring zo moeilijk terugkeren naar een staat van rust en vertrouwen. Vervolgens vroegen vele therapeuten zich af hoe ze deze kennis in hun therapeutische werk konden integreren. Met haar boek biedt Deb Dana nu een methode om de polyvagaaltheorie toe te passen in de therapeutische praktijk.
Als ik collega’s en cliënten uitleg geef over de polyvagaaltheorie vertel ik hun dat het de wetenschap van veiligheid is waarmee ze kennismaken – de wetenschap van je veilig genoeg voelen om verliefd te worden op het leven en de risico’s te nemen die daarbij horen. De polyvagaaltheorie biedt fysiologische en psychologische inzichten in de manier waarop en de redenen waarom cliënten continu een cyclus doorlopen van mobilisatie, het verbreken van verbinding en het weer aangaan van verbinding. De theorie legt uit hoe het autonome zenuwstelsel vormgeeft aan de ervaringen van veiligheid van cliënten en invloed uitoefent op hun vermogen om een verbinding aan te gaan.
Uit: ‘De polyvagaaltheorie in therapie’
Het therapeutische werk volgens de polyvagaaltheorie bestaat onder meer uit het in kaart brengen van responspatronen van het autonome zenuwstelsel en de daarmee gepaard gaande reacties. Met behulp van oefeningen waarbij het regulerende vermogen van het ventrale vagale systeem wordt geactiveerd, kunnen cliënten vervolgens stap voor stap de ingesleten patronen in hun zenuwstelsel vervangen door nieuwe, meer adaptieve patronen, hun zelfregulatie vergroten en hun sociale-betrokkenheidssysteem op adequate wijze gaan inzetten terwijl ze zich verhouden tot de mensen en wereld om hen heen.
Zo kunnen mensen met een traumageschiedenis leren om opnieuw vorm te geven aan hun autonome zenuwstelsel en een nieuw verhaal over zichzelf en hun verleden gaan creëren.