Bestrijdingsmiddelen in aardbeien, appels en sinaasappels en de MRL´s
Volgens de NVWA, de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit, zijn er veel residuen en weinig normoverschrijdingen. Maar bieden die normen enigerlei zekerheid voor onze gezondheid?
WECF en Buijs Agro-Services hebben daarom de afgelopen maand de analyseresultaten van bestrijdingsmiddelen in drie populaire vruchten, aardbeien, appels en sinaasappels onder de loep genomen. De monsters waren genomen in de periode januari – december 2018 en de resultaten zijn december 2019 door het NVWA gepubliceerd.
Nederlandse gangbaar geteelde aardbeien en appels bevatten veel verschillende bestrijdingsmiddelen en ook in grotere concentraties residuen dan buitenlandse aardbeien en appels. In Europese sinaasappels zijn gemiddeld evenveel (ruim 5) residuen gevonden als sinaasappels van overzee. Volgens de huidige MRL-normen zijn vrijwel alle gevonden concentraties toegestaan. Dat de huidige toegestane residuen veilig zouden zijn voor de volksgezondheid is echter nooit wetenschappelijk bewezen. De normen zijn vooral opgesteld met het oog op het gewenste gebruik van bestrijdingsmiddelen.
Op grond van wetenschappelijke kennis stellen ondergetekenden dat de maximaal toegestane gehalten (MRL´s) en de aantallen residuen niet voldoen aan het door de EU wettelijk verplichte voorzorgprincipe. De 14 jaar geleden ingestelde Europese regulering 396/2005 bepaalt bijvoorbeeld, dat bij vaststelling van de MRL er rekening moet worden gehouden met de cumulatieve effecten van de stoffen. Dit gebeurt echter nog steeds niet.
Veel deskundigen die in de bestrijdingsmiddelenindustrie werken, zeggen ‘er wordt niemand ziek van’. Er vindt echter in Nederland praktisch geen epidemiologisch onderzoek plaats naar de mogelijke invloed van al deze chemicaliën op onze gezondheid. Het is wel bekend dat mogelijk hormoongerelateerde ziekten, zoals borst- en prostaatkanker en metabool syndroom toenemen. Internationaal zijn er al veel gezondheidsonderzoeken die het verband met landbouwgif aantonen1. Die onderzoeken worden echter niet gebruikt door de toelatingsautoriteiten van bestrijdingsmiddelen (zoals in Nederland het Ctgb) die zich vrijwel uitsluitend baseren op geheime testen die door de industrie worden aangeleverd.
Gemiddeld zijn in Nederlandse aardbeien 4,7 verschillende bestrijdingsmiddelen aangetoond. Buitenlandse aardbeien bevatten iets minder, namelijk 4,2 verschillende middelen. Nederlandse appels bevatten gemiddeld meer verschillende bestrijdingsmiddelen dan in het buitenland geteelde appels; respectievelijk 3,0 en 1,6 verschillende middelen. Sinaasappels bevatten gemiddeld 5,2 verschillende soorten residuen; er werd geen verschil gemeten tussen sinaasappels uit de EU of van overzee. Bovendien zijn het grotendeels dezelfde bestrijdingsmiddelen die in sinaasappels van binnen en buiten de EU zitten.
In de vier onderzochte biologisch geteelde appelmonsters werden geen residuen gevonden. In de 26 aardbei-, 29 appelen- en 37 sinaasappelmonsters werd bij slechts twee aardbeienmonsters de MRL van een bestrijdingsmiddel overschreden. In drie van de 15 onderzochte gangbare Nederlandse aardbeien monsters werd een cocktail van 8 tot 9 verschillende residuen gevonden met een totale residuengehalte tot 2,2 mg/kg. Volgens de wet is dat allemaal toegestaan, maar zijn dergelijke producten wel zonder risico’s voor bijvoorbeeld chronisch zieken, zwangere vrouwen en kleine kinderen? 14 van de 38 verschillende bestrijdingsmiddelen die door het NVWA in aardbeien werden aangetoond, zijn door het Pesticide Action Network (PAN) voor het milieu en/of voor de gezondheid als zeer gevaarlijk (highly hazardous pesticides, HHP) geclassificeerd; bij appels gold dit voor 6 van de 21 en bij sinaasappels voor 9 van de 24 gevonden bestrijdingsmiddelen.
Voldoen de MRL normen aan het voorzorgsprincipe?
De in Europa wettelijk toegestane maximale residu van een actieve stof in of op levensmiddelen zijn opgenomen in de verordening EC396/2005. De MRL´s van actieve stoffen die voor een bepaalde teelt zijn toegelaten, kunnen extreem hoog zijn en van product tot product verschillen. Zo is in een kilogram spinazie, sla of komkommer 50 mg boscalid (een anti-schimmelmiddel) toegestaan; in aardbeien 6 mg en in appels en sinaasappels 2 mg/kg. Van de insecticide thiacloprid is in o.a. sinaasappels en druiven 0,01 mg/kg toegestaan, in aardbeien, sla of paprika mag 100 maal zo veel thiacloprid (1 mg/kg) voorkomen. Bij dergelijke gigantische toegestane gehalten is het duidelijk dat bij de vaststelling van de MRL´s er vooral is gekeken naar het gehalte aan residuen in of op het behandelde product, dat achterblijft na zogenaamde “goede landbouwpraktijk” en niet naar de wenselijke minimale gehaltes voor consumenten.
De regel ‘ hoe lager de dosis, hoe minder giftig’ gaat ook niet altijd op. Er zijn inderdaad veel stoffen waar de effecten afhankelijk van de dosis zijn, maar voor vele bestrijdingsmiddelen kan deze regel niet worden toegepast. Er zijn middelen die onomkeerbare interacties met bestanddelen van het lichaam of een insect aangaan en zelfs met de tijd een versterkte negatieve werking vertonen, zogeheten cumulatieve toxiciteit. Voor dergelijke bestrijdingsmiddelen zijn voor de gezondheid of voor de ecologie geen veilige normen vast te leggen.
Voorbeelden zijn onder andere de insecticiden fipronil, permethrin, thiacloprid of imidacloprid en het eerder genoemde boscalid. Voor het merendeel van de toegelaten bestrijdingsmiddelen zijn de werkingsmechanismen onbekend.
Voor de meeste in de land- en tuinbouw toegepaste middelen is langdurige interactie op ons lichaam niet onderzocht en dus niet bekend. Op basis van toxicologische wetmatigheden is het echter vreemd om normen vast te stellen voor stoffen waarvoor geen veilige dosis bestaat. Dat geldt in het bijzonder voor stoffen die in de loop der tijd een versterkte werking op onze gezondheid hebben, voor hormoonverstorende stoffen en voor carcinogene, mogelijk kankerverwekkende, stoffen.
Daarmee is de vraag of de MRL´s van bestrijdingsmiddelen voldoen aan het voorzorgsprincipe met nee beantwoord. Verder hebben de instanties die (mede) verantwoordelijk zijn voor de vaststelling van de MRL´s (EFSA, Ctgb) verklaard, dat negatieve ecologische gevolgen van residuen die na consumptie weer in het milieu komen (bijvoorbeeld in mest) geen enkele rol bij de vaststelling van MRL´s spelen. Onderzoek bij Gelderse veebedrijven toonde aan dat de gevolgen van het gebruik van bestrijdingsmiddelen vooral voor de insectenfauna zeer schadelijk is en dat de uitstoot naar het milieu zelfs voor een groot deel verantwoordelijk kan zijn voor het verdwijnen van de weidevogels.2
Ook de toelatingsautoriteiten geven dus openlijk toe dat de door hun toegestane middelen een vernietigend effect op het ecosysteem zouden kunnen hebben. Alleen staan dergelijke aspecten niet in hun uitvoeringsregels vermeld. Dus dat betekent dat niemand daarvoor verantwoordelijk is.
Er moet vooral onafhankelijk onderzoek komen naar de effecten van pesticidencocktails op kwetsbare groepen (zwangere vrouwen, baby’s, kleine kinderen en ouderen). Voor de toelating van een actieve stof is het de producent die de toxiciteitstesten van de stof uitvoert; één van de Europese landen beoordeelt daarna de resultaten. Alle mogelijk combinaties van stoffen die op de markt komen of als residu in ons voedsel achterblijven, worden niet getest en niemand weet wat de chronische effecten op onze gezondheid kunnen zijn. Deze praktijk heeft al vaker laten zien dat het niet werkt. Stoffen worden toegelaten op basis van geheime testgegevens en later komt men er achter dat de stof toch niet zo onschadelijk is als de producent en de toelatingscommissie (voor Nederland het Ctgb) heeft doen geloven.
Voor verpakte babyvoeding geldt een maximaal toegestane hoeveelheid bestrijdingsmiddelen van 0,01 mg/kg. Dat is voor veel bestrijdingsmiddelen een factor 1000 minder dan wij als volwassen mogen oppeuzelen. De absurde situatie die zich nu voordoet is dat het zeer onverstandig is om baby’s verse groenten of fruit te geven, omdat daarin duizenden malen meer bestrijdingsmiddelen mogen zitten dan in verpakt babyvoedsel. De wet m.b.t. verpakt babyvoedsel geldt namelijk niet voor verse producten. Dit betekent niets anders dan dat vrijwel al het onverpakt verse voedsel dus onveilig is voor baby’s, omdat daar vrijwel altijd meerdere milligrammen van bestrijdingsmiddelen per kg product in zitten.
Het is door eerder genoemd onderzoek (van WECF en Buijs Agro-Services) in Gelderland aannemelijk geworden dat bestrijdingsmiddelen ook in toegestane hoeveelheden catastrofaal zijn voor ons ecosysteem. Het is uitermate onwaarschijnlijk dat dit alleen zou gelden voor het ecosysteem om ons heen. Er zijn meer dan genoeg aanwijzingen dit ook geldt voor ons interne ecosysteem. De MRL´s moeten dus met spoed naar beneden worden bijgesteld – de instelling van een MRL voor elke residu van 0,01 mg/kg, zoals vastgelegd voor verpakte babyvoeding zou de eerst stap moeten zijn. Dit klinkt ambitieus, maar Landbouw Minister Schouten heeft in april 2019 in de Tweede Kamer debat op 6 juni gezegd dat zij de residuen in 2030 tot vrijwel nul wil terugbrengen. Het besef dat de huidige MRL´s onveilig zijn, lijkt dus al ver doorgedrongen.
Dit onderzoek is mede mogelijk gemaakt dankzij het DEAR programma van de Europese Commissie, Europaid