Nadruk op bloed, zweet en tranen veranderde
medische wetenschap
Bloed, urine, melk, zweet en sperma. Dat deze stoffen
niet alleen voor medici, scheikundigen of biologen
interessant zijn, bewijst de promotie van historicus
Ruben Verwaal. Hij heeft onderzocht hoe artsen de
lichaamssappen bestudeerden in de achttiende eeuw en
concludeert dat destijds de kiem is gelegd voor
baanbrekende medische ontwikkelingen een eeuw later.
Verwaal promoveert op 14 juni aan de Rijksuniversiteit
Groningen.
De antieke en middeleeuwse geneeskunde was gebaseerd
op de vier zogeheten ‘humeuren’ (bloed, zwarte gal, gele
gal en slijm). In de zeventiende eeuw verschuift de
aandacht naar anatomie. Anatomische theaters en
atlassen, en mechanische modellen van het lichaam doen
hun intrede. Verwaal toont met zijn onderzoek aan dat er
na 1700 opnieuw sprake is van een kentering. Hij
behandelt in zijn proefschrift vijf lichaamssappen, met
passende hoofdstuktitels als De aard van bloed,
Piskijkers en kruikezeikers, Veel in de moedermelk te
brokkelen hebben, Zweet het uit! en Zaad.
Nadruk op de vloeistoffen
Verwaal beschrijft in zijn proefschrift hoe in de
achttiende eeuw medici weer de nadruk gaan leggen op de
vloeistoffen, zoals bloed, urine en melk. Het
ontwikkelen van nieuwe onderzoeksmethodes neemt een hoge
vlucht: thermometers, hydrometers, chemische laboratoria
om te mengen, destilleren en fermenteren. ‘Anatomie gaat
over de structuur van het lichaam,’ vertelt Verwaal.
‘Maar voor een beter begrip van de fysiologie -
voortplanting, spijsvertering, bloedsomloop,
transpireren, urineren - heb je de vloeistoffen nodig.
Met deze nieuwe technieken kregen artsen nieuwe
inzichten in de aard en veranderlijkheid van onze
sappen.’
Boerhaave: vernieuwer tijdens een recessie
Een belangrijke rol in deze ontwikkeling is weggelegd
voor de zogeheten Boerhaave School. In de achttiende
zitten de universiteiten in Nederland in een recessie.
De studentenaantallen lopen terug, nieuwe doorbraken
blijven uit. Maar een crisis kan ook de aanleiding zijn
voor nieuwe experimenten. Verwaal beschrijft de rijke en
wijdverbreide gemeenschap van de zogenaamde Boerhaave
School, genoemd naar de beroemde arts en scheikundige
Herman Boerhaave. Rond zijn persoon ontstond een
gemeenschap van artsen en onderzoekers die het nieuwe
onderzoek uitvoerden en de nieuwe geneeskunde
propageerden.
Breuk met traditionele visie
Revolutionaire omwentelingen in de medische wetenschap
worden doorgaans rond 1800 gesitueerd. Vanaf dat moment
kenmerkte de medische wetenschap zich door statistiek en
gedetailleerd, kwantitatief onderzoek in het lab.
Verwaal plaatst daar een kanttekening bij. ‘Ik ontken
niet dat veel ontwikkelingen na 1800 baanbrekend waren.
Maar ik constateer wel dat veel van deze vooruitgang
zijn oorsprong had in de geneeskunde van de Boerhaave
School, al een eeuw eerder.’
Hedendaagse omgang met lichaamssappen
Uit Verwaals onderzoek blijkt dat de gecompliceerde
omgang met onze eigen lichaamssappen van alle tijden is.
‘Vrouwen die zwanger zijn, wordt tegenwoordig
voorgehouden dat moedermelk heel belangrijk is, terwijl
een paar decennia geleden juist het tegenovergestelde
gebeurde. Het voorbeeld van de achttiende eeuw toont aan
dat moedermelk continu ‘in’ en ‘uit’ is. En onze
problematische relatie met urine heeft zelfs negatieve
consequenties voor bijvoorbeeld nierpatiënten, die aan
24-uurs urineverzameling moeten doen. Een besef dat
urine ooit zeer gewaardeerd was en zelfs geld waard was,
kan mensen helpen zich minder te schamen voor de liter
urine die ze overdag in een urinebokaal verzamelen.’