Verdachte stoffen ontdekt in kweekzalm
Ingenieur Milieutechnologie van Universiteit
Pittsburgh gaat tegen huidige stroom in met bewering dat
diervoeder, meer dan de locatie, voorspelt wat er aan
gifstoffen in voeding zit
UNIVERSITY OF PITTSBURGH
Persistente organische vervuilende stoffen ofwel POPs
(Persistent organic pollutants) sluipen rond in het
milieu en bedreigen de menselijke gezondheid, door
direct contact, inademing en vooral door het eten van
besmet voedsel. Nu men zich steeds bewuster wordt van de
herkomst van het eten, wijst nieuw onderzoek van de
Universtiy of Pittsburgh uit dat het net zo belangrijk
kan zijn om aandacht te schenken aan de herkomst van het
voedsel van ons voedsel.
Op de omslag van nummer 19 van het tijdschrift
Environmental Science & Technology van de American
Chemical Society prijkt het onderzoek van Carla Ng,
universitair docent Civiele techniek en
milieutechnologie aan de Swanson School of Engineering
van de universiteit. Dr. Ng kwam een klasse synthetische
vlamvertragers op het spoor genaamd PBDE’s
(polybrominated diphenyl ethers), die eerder populair
waren als additief om de brandwerendheid te verhogen in
consumentenproducten zoals elektronica, textiel en
plastics.
“De VS en veel Europese landen verboden verschillende
PBDE’s in 2004 vanwege zorgen over het milieu en de
volksgezondheid,” zegt dr. Ng. “PBDE’s kunnen werken als
hormoonverstoorders en ontwikkelingsstoornissen
veroorzaken. Vooral kinderen zijn hierin kwetsbaar.”
Het Verdrag van Stockholm, een internationaal
milieuverdrag, ingesteld om organische vervuilende
stoffen te identificeren en uit te bannen, bepaalde in
2009 dat PBDE’s POPs zijn. Ondanks de restricties die
gelden voor gebruik, komen er nog steeds PBDE’s in het
milieu terecht vanwege hun lange levensduur en
alomtegenwoordigheid in consumentenproducten. Vooral in
gebieden zoals China, Thailand en Vietnam, waar veel
elektronisch afval wordt verwerkt en de recycling niet
goed is gereguleerd, komen ze erg veel voor.
“Het internationale systeem voor de handel in voedsel
breidt zich steeds verder over de wereld uit en hierbij
gaat het ook om diervoeder. Viskweekbedrijven kunnen hun
voer of de ingrediënten daarvoor halen uit een heel
aantal landen, ook landen zonder geavanceerd
voedselveiligheidsbeleid,” verklaart dr. Ng.
De meeste modellen die de blootstelling van de mens
aan vervuilende stoffen voorspellen richten zich vooral
op de mensen in hun ruimtelijke omgeving. Het model van
dr. Ng vergeleek een reeks aan factoren om de beste
voorspeller te vinden voor PBDE’s in kweekzalm, zoals
stoffen die door de kieuwen binnenkomen, hoe de vis
vervuilende stoffen omzet en uitscheidt en natuurlijk de
concentratie van deze stoffen in hun voer.
“Onze bevinding was dat voer verhoudingsgewijs minder
belangrijk is in gebieden met een hoge concentratie
vervuilende stoffen in het milieu,” zegt ze. “Maar in
een verder schone en goed gereguleerde omgeving kan voer
duizenden keren belangrijker zijn dan de locatie van de
kwekerij voor de bepaling van het PBDE-gehalte in
zalmfilet.”
Volgens dr. Ng kan het model worden aangepast en
toegepast op andere vissoorten die wereldwijd veel
worden verhandeld, zoals tilapia of rode snapper. Het
kan ook worden gebruikt om de hoeveelheid vervuiling te
meten in vee of in voer dat wordt geproduceerd in “hot
spots” van besmetting.
“Hot spots zijn plaatsen waarvan men weet dat er een
hoge mate van vervuiling is,” zegt dr. Ng. “Omdat die
chemicaliën in het milieu circuleren, komt ook veel in
de oceaan terecht. Het is extreem belangrijk om aandacht
te schenken aan de bronnen van zeevoedsel en aan
gebieden waar de vervuiling zeer sterk is.”
Het model van dr. Ng draagt ook bij aan de informatie
voor strategieën voor bestrijding van vervuilde voeding
zoals het vervangen van visolie door plantaardige
materialen of het treffen van maatregelen om visolie van
vervuiling te ontdoen voordat het voor menselijke
consumptie wordt gebruikt.
Vertaling: A Zwart