Verband tussen voedselallergieën en kinderen met
autismespectrumstoornis
University of Iowa (UI)
Een nieuwe studie van de universiteit van Iowa wijst
uit dat kinderen met autismespectrumstoornis (ASS) twee
keer zoveel kans lopen op een voedselallergie als
kinderen zonder ASS.
Wei Bao, universitair docent epidemiologie aan het UI
College of Public Health en eerste auteur van de studie,
zegt dat de bevinding bijdraagt aan een groeiende
hoeveelheid onderzoek men zou kunnen opmaken dat
immunologische disfunctie een mogelijke risicofactor kan
zijn voor het ontstaan van ASS.
“Het is mogelijk dat de immunologische verstoringen
processen in werking zetten aan het begin van het leven,
die vervolgens de hersenontwikkeling en het sociale
functioneren beïnvloeden, wat kan leiden tot ASS,” aldus
Bao.
De studie staat gepubliceerd in het tijdschrift JAMA
Network Open van de American Medical Association. Het
betreft een analyse van de gezondheidsinformatie van
bijna 200.000 kinderen. De gegevens werden gehaald uit
de U.S. National Health Interview Survey (NHIS), een
jaarlijks onderzoek onder Amerikaanse huishoudens,
uitgevoerd door de Centers for Disease Control and
Prevenion. De kinderen waren tussen de 3 en 17 jaar oud
en de data werden verzameld tussen 1997 en 2016.
De studie constateerde dat 11,25 procent van de
kinderen met de diagnose ASS een voedselallergie hadden,
aanzienlijk meer dan de 4,25 procent zonder ASS-diagnose
maar wel met een voedselallergie.
Volgens Bao kon er geen oorzakelijke relatie worden
aangetoond, omdat het een observationele studie betreft.
Maar uit eerder onderzoek kwamen al mogelijke verbanden
naar voren, zoals een verhoogde productie van
antilichamen, een overprikkeld immuunsysteem leidend tot
verstoorde hersenfunctie, afwijkingen in neurologische
ontwikkeling, en veranderingen in het darmmicrobioom.
Deze verbanden zijn zijns inziens reden voor verder
onderzoek.
“We weten niet wat er eerst komt, de allergie of
ASS,” zegt Bao en hij voegt toe dat er een nieuw
langetermijn vervolgonderzoek nodig zou zijn onder
kinderen direct vanaf de geboorte om de tijdsvolgorde te
bepalen.
Eerder onderzoek naar de associatie tussen
allergische aandoeningen en ASS richtte zich
voornamelijk op allergieën van het ademhalingssysteem en
de huid, en die studies leverden inconsequente en
onduidelijke resultaten op. De nieuwe studie wijst uit
dat 18,75 procent van de kinderen met ASS last had van
ademhalingsallergieën, terwijl dit gold voor maar 12,08
procent van de kinderen zonder ASS.
“Dit geeft aan dat er een gezamenlijk onderliggend
mechanisme ten grondslag zou kunnen liggen aan
verschillende soorten allergische aandoeningen en ASS,”
aldus Bao.
Hij voegt toe dat een beperking van de studie is dat
de NHIS zich baseerde op respondenten die vrijwillige
informatie over hun gezondheid gaven via zelfrapportage,
dus het aantal kinderen met ASS of allergieën kan
vertekend zijn door verkeerde rapportages van de
deelnemers. Maar volgens hem zijn een paar van de
belangrijkste sterke punten van de studie het grote
aantal respondenten en de vertegenwoordiging door alle
etnische groepen en de geslachten heen.
De studie, "Association of Food Allergy and Other
Allergic Conditions with Autism Spectrum Disorder in
Children," staat online gepubliceerd in de uitgave van
JAMA Network Open van 8 juni.
Vertaling: Astrid Zwart