Nieuwe studie toont dat Europese landbouwgrond
vervuild is met glyfosaat van Monsanto
Een nieuwe studie (1) van het Gemeenschappelijk Centrum
voor Onderzoek (JRC) van de Europese Commissie en twee
Nederlandse laboratoria tonen aan dat 45% van de grond
in Europa residuen van glyfosaat bevat, waarmee wordt
aangetoond dat het model waarop de landbouw in de EU is
gebaseerd te veel vertrouwt op dit schadelijke chemische
onkruidverdelgingsmiddel. In tegenstelling tot wat de
producenten ervan beweren (2), blijft glyfosaat in de
bodem zitten, waar het niet alleen de
bodemvruchtbaarheid nadelig beïnvloedt, maar ook de
gezondheid van mensen en het milieu.
De (binnenkort online te verschijnen) studie van de
Universiteit van Wageningen en de Rikilt-laboratoria, in
samenwerking met het JRC, onthult dat van de 317
bodemmonsters van akkerbouwgrond in de EU 42% AMPA
bevatte, de meest giftige metaboliet van glyfosaat.
Glyfosaat zat in 21% van de monsters; 18% bevatte beide.
De studie werd in zes gewassystemen uit 11 EU-landen
uitgevoerd, waarbij bodemmonsters uit verschillende
geografische en klimatologische omstandigheden werden
gebruikt.
Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Portugal zijn
binnen dit spectrum het ergst; hier werd het gif het
vaakst gevonden en Italië en Griekenland lijken de
landen te zijn waar minder glyfosaat op landbouwgewassen
wordt gebruikt. Meest opvallend was echter dat deze 2
moleculen konden worden gevonden in elke lidstaat waar
getest werd. Alle geteste gewassen vertoonden residuen
van glyfosaat en AMPA. Veruit het ergst was het in
Portugese wijngaarden, maar geen enkel gewas vertoonde
patronen van minder afhankelijkheid van glyfosaat in
vergelijking met andere gewassen.
De resultaten tonen aan dat de ophoping en de
hardnekkigheid van glyfosaat in de bodem onderschat
wordt door de Europese autoriteiten. Ook onderschat men
de schade die het kan berokkenen aan ecosystemen. De
concentraties van glyfosaat en AMPA die werden gevonden
zijn giftig gebleken voor organismes die in de bodem
leven, zoals voor wormen (3), goede bacteriën (4) en
schimmels (5), omdat glyfosaat de natuurlijke afweer van
de planten verzwakt, waardoor ze gevoelig worden voor
pathogenen (6).
Deze stoffen, die door bodemdeeltjes worden
opgenomen, kunnen zich door de wind of via regenval
laten verspreiden, wat leidt tot blootstelling aan en
vervuiling van de lucht en tevens tot aantasting van het
oppervlakte- en grondwater. Door bemesting kan ook een
fractie vrijkomen van de aan glyfosaat en AMPA gebonden
deeltjes, waardoor het direct biobeschikbaar komt voor
opname door planten en organismen (7).
Angliki Lyssimachou, PAN Europa’s ecotoxicoloog zegt:
“Deze studie spreekt duidelijk de voorspellingen tegen
van de Europese autoriteiten dat glyfosaat niet in het
milieu blijft bestaan. De Europese landbouw is feitelijk
zeer afhankelijk van een giftige stof waarvan het
gebruik niet eens goed gereguleerd is in de EU, waardoor
iedereen in gevaar wordt gebracht. Beleidsmakers moeten
zorgen voor een verbod op het gebruik van deze
schadelijke chemicaliën in de productie van ons voedsel.
Het is hoog tijd om te beginnen met de implementatie van
alle bestaande niet-chemische alternatieven voor
bestrijdingsmiddelen.”
Henriette Christensen, de beleidsmanager van PAN
Europe voegt toe: “De laatste jaren blijkt uit steeds
meer bewijs dat de bodemgezondheid een van de
hoofdaspecten is om gezonde gewassen te laten groeien,
die bestand zijn tegen aanvallen van plagen. Glyfosaat
vernietigt de bodemgezondheid en leidt tot meer
pesticidegebruik. Onze boeren moeten deze vicieuze
cirkel doorbreken.”
[1] Silva V, Montanarella L, Jones A, Fernández-Ugalde
O, Mol HGJ, Ritsema CJ. 2017. Distribution of glyphosate
and aminomethylphosphonic acid (AMPA) in agricultural
topsoils of the European Union. Sci Total Enironm. XXX
[2] Glyphosate Task Force, fate of glyphosate in the
environment
http://www.glyphosate.eu/environmental-fate-and-behaviour-glyphosate(link
is external)
[3] Dominguez et al. 2016
[4] Aristilde et al. 2017
[5] Poirier et al. 2017
[6] Johal and Huber, 2009.
[7] Munira et al, 2016 Vertaling: Andre Teirlinck