Moedermelk beschermt tegen voedselallergie
Studie onderstreept recent advies om allergeen
voedsel als eieren en pinda’s tijdens de zwangerschap
niet te vermijden
Volgens nieuw onderzoek door het Boston Children’s
Hospital kan het eten van allergeen voedsel tijdens de
zwangerschap je kind beschermen tegen voedselallergieën,
vooral als je borstvoeding geeft. De studie, vandaag
online gepubliceerd in het Journal of Experimental
Medicine, is het eerste gecontroleerde onderzoek om de
bescherming te demonstreren tegen voedselallergie door
moedermelk, en wijst tevens op een biologisch mechanisme
voor het genereren van voedseltolerantie.
In de studie brachten zwangere muizen, die allergieën
opwekkende voeding kregen zoals eieren en pinda’s,
beschermende antistoffen over naar hun nakomelingen via
de moedermelk. De antistoffen produceerden daardoor
allergeenspecifieke regulatoire T immuuncellen bij de
babymuizen, die als gevolg tolerant werden voor
allergene voeding.
De uitkomsten ondersteunen recente
allergiepreventieve richtlijnen, die eerder advies
verwerpen om moeders aan te sporen om zeer allergeen
voedsel te vermijden tijdens de zwangerschap of
borstvoeding.
“Of moeders allergeen voedsel zouden moeten eten of
vermijden tijdens de zwangerschap was controversieel,”
zegt PhD Michiko Oyoshi van de Boston Children’s
Division of Allergy and Immunology, hoofd van de studie,
in samenwerking met haar co-senior auteur Richard
Blumberg, MD, van Brigham and Women’s Hospital.
“Verschillende studies hebben verschillende resultaten
aangetoond, gedeeltelijk omdat er bij menselijke studies
moeilijk achter te komen is wanneer moeders en baby’s
voor het eerst in aanraking kwamen met een specifieke
voedingsstof. Maar met een muismodel kunnen we de
blootstelling aan voedsel controleren.”
De studie liet zien dat de moedermelk van moeders die
allergeen voedsel aten bescherming bood tegen
voedselallergie, anafylaxie, productie van
immunoglobuline E en expansie van mestcellen; de laatste
twee kenmerkend voor allergische reacties. Moedermelk
was beschermend, zelfs voor niet-verwante nakomelingen
die in de baarmoeder níet met voedselallergenen in
aanraking waren gekomen.
Bij andere experimenten kregen moeders die nooit
voedselallergenen hadden binnengekregen,
voedselspecifieke antistoffen van andere moeders. Ook
deze beschermden hun met moedermelk gevoede kroost.
Menselijke moedermelk, gevoed aan muizen met
vermenselijkte immuuncellen (speciaal gemaakt om op
menselijke antistoffen te reageren), werkte ook
beschermend; hiermee suggererend dat de resultaten bij
muizen vertaald kunnen worden naar menselijke
pasgeborenen.
De biologie van voedseltolerantie
Uiteindelijk lieten Oyoshi en haar collega’s muizen,
geboren uit aan allergenen blootgestelde moeders,
borstvoeding krijgen van moeders die nooit allergeen
voedsel hadden binnengekregen. “We zagen nog steeds dat
bescherming optrad door de blootstelling in de
baarmoeder, maar de bescherming was sterker als de
muizen ook blootgesteld werden door borstvoeding,” zegt
Oyoshi, tevens universitair docent kindergeneeskunde aan
de Harvard Medical School. “Als je blootstelling in de
baarmoeder èn in borstvoeding combineert, krijg je een
optimale stimulans voor voedseltolerantie.”
De studie maakte ook een stapsgewijs proces bekend
naar voedseltolerantie:
Antistoffen in de moedermelk worden overgeplaatst
naar de nakomelingen met behulp van een receptor op de
darmcellen genaamd FcRN.
De dendritische (vertakte) cellen vormen een complexe
verbinding, bestaande uit antistoffen en allergenen
(genaamd IgG-IC) en komen naar de oppervlakte (ook met
behulp van FcRN).
Dit stimuleert de productie van allergeenspecifieke T
regulatoire (Treg) cellen.
Daarna ontstaat een wisselwerking tussen de Tregs en
andere immuncellen om voedselallergie te stoppen.
Nakomelingen bleven voedseltolerant, zelfs nadat de
antistof van de moeder uit de circulatie van de baby
verdween, daarmee duidend op een langetermijn effect.
Inschrijving voor studies op mensen nu gestart
Gelden voor mensen dezelfde beschermingsmechanismen?
Om hier achter te komen en de beschermende factoren in
moedermelk te leren herkennen, verzamelen Oyoshi en haar
collega’s nu melk van actief borstvoedende moeders. Ze
zullen de moedermelk van moeders met kinderen met een
hoog en laag risico op voedselallergie met elkaar
vergelijken (gebaseerd op het feit of een ouder
broertje/zusje allergisch is, of dat de baby vroege
risicofactoren heeft zoals eczeem).
“We vragen ons af waarom dit beschermingsmechanisme
niet functioneert bij allergische bevolkingsgroepen. Is
het alleen een gebrek aan antistoffen?” Zegt Oyoshi.
“Misschien kan de moeder de antistoffen niet aanmaken,
of misschien blokkeert iets de beschermingsroute. We
weten niet precies hoe tolerantie wordt opgewekt in
normale omstandigheden, en wat de storing veroorzaakt
bij normale tolerantie.”
Als het kind een laag risico heeft op
voedselallergie, zullen de onderzoekers monsters van
moedermelk vergelijken, voor en nadat de moeders eieren
of pinda’s hebben gegeten. Moeders met of zonder een
persoonlijke- of familievoorgeschiedenis van
voedselallergieën komen in aanmerking om zich op te
geven.
In afwachting van het resultaat van deze studies ziet
Oyoshi de mogelijkheid om kinderen die risico lopen op
voedselallergie te behandelen met gezuiverde antistoffen
voor deze voedingsmiddelen. Tot die tijd, zegt ze,
impliceren de resultaten van haar onderzoeksteam dat “je
elk soort voedsel zou moeten eten om voor alles
antistoffen aan te maken.”
“Ons onderzoek suggereert niet dat het eten van
pinda’s door moeders een garantie is voor een gezonde
baby,” voegt ze toe. “Gezien de gecompliceerde
wisselwerking tussen genetische en milieufactoren, zal
er niet slechts één dieet of één serie gedragingen zijn
die kinderen allergisch of gezond maakt.”
Vertaling: Ellen Lam