Opioiden en antidepressiva gerelateerd aan hoger
risico op fracturen bij patiënten met reumatoïde
artritis
Opioiden en selectieve serotonine heropname remmers
(selective serotonin reuptake inhibitors - SSRI’s), een
veelgebruikte groep antidepressiva, worden beiden
geassocieerd met een hoger risico op osteoporotische
fracturen bij patiënten met reumatoïde artritis, volgens
conclusies uit nieuw onderzoek die deze week
gepresenteerd worden op de 2017 ACR/ARHP Annual Meeting
in San Diego.
Reumatoide artritis (RA) is een chronische ziekte die
pijn, stijfheid, zwelling en beperkingen in het bewegen
en functioneren van veel gewrichten veroorzaakt. Hoewel
voornamelijk gewrichten aangetast worden door RA, kunnen
ook in andere organen ontstekingen ontwikkelen. Naar
schatting hebben 1,3 miljoen Amerikanen RA, en
kenmerkend: vrouwen twee keer meer dan mannen.
Chronische ontstekingen en pijn maken RA patiënten
vatbaar voor verschillende samenhangende aandoeningen
zoals cardiovasculaire, mentale en gastro-intestinale
stoornissen die leiden tot veelvuldig gebruik van
diverse medicatie. Van sommige van deze medicijnen is
gemeld dat ze invloed hebben op een breukrisico bij de
algemene bevolking, maar deze associatie werd nooit
getoetst bij RA patiënten. Onderzoekers van de
universiteit van Nebraska Medical Center in Omaha en de
National Data Bank for Rheumatic Diseases in Wichita,
Kansas, stelden een onderzoek in om te kijken naar de
verschillende medicijnen die gewoonlijk worden gebruikt
door RA patiënten met osteoporotische fractuurrisico’s.
“Zelfs op jongere leeftijd wordt RA in verband
gebracht met een tweevoudig verhoogd risico op
osteoporose en fracturen als gevolg van chronische
ontstekingen en glucocorticoide gebruik. Bovendien
dragen osteoporotische fracturen aanzienlijk bij tot
invaliditeit, gezondheidsgerelateerde kosten en
sterftecijfers met substantieel meer complicaties bij RA
patiënten dan bij de algemene bevolking,” zegt Gulsen
Ozen, MD, onderzoeksassistent van de universiteit van
Nebraska Medical Center in Omaha en hoofdauteur van de
studie. “Gezien de belasting door osteoporotische
fracturen en de minder optimale osteoporotische zorg, is
het uiterst belangrijk om factoren te vinden die verband
houden met fractuurrisico’s, vooral de aanpasbare, bij
RA patiënten.”
In een waarnemingsgerichte cohortstudie van RA
patiënten in heel Amerika, bestudeerden de onderzoekers
de associaties tussen osteoporotische fractuurrisico’s
en de volgende medicijnen: ziekte-modificerende
antireumatische medicatie (disease-modifying
antirheumatic drugs -DMARD’s), statines, antidepressiva
(incl. SSRI’s en anderen), protonpompremmers (proton
pump inibitors - PPI’s), nonsteroidale
anti-onstekingsmedicijnen (nonsteriodial
anti-inflammatory drugs - NSAID’s), anti-epileptica en
antipsychotica. DMARD’s werden in vier groepen verdeeld:
methotrexate monotherapie (referentiegroep),
TNF(tumornecrosefactor)-remmers, non-TNF biologics en
anderen, samen met een aparte glucocorticoide variabele.
Alle andere therapieën werden apart geëvalueerd als
huidig gebruik tegenover niet-gebruik en ook als korte
termijn gebruik (30 dagen of minder) tegenover lange
termijn gebruik (1-3 maanden en 3 maanden of meer). De
onderzoekers maakten ook aanpassingen in hun analyses
voor sociodemografie, comorbiditeit, body-mass index
(BMI), fractuurrisico volgens FRAX scores en RA
hevigheidsmetingen.
Patiënten van de National Data Bank voor Rheumatic
Diseases die geselecteerd werden voor het onderzoek
waren 40 jaar of ouder, en hadden niet eerder een
operatieve fractuur gehad tussen 2001-2016. Ze werden
beoordeeld op osteoporotische fracturen. De studie
evalueerde 11.049 patiënten. Tijdens een mediane follow
up van 5,7 jaar vonden de onderzoekers 863
osteoporotische fracturen. Patiënten die fracturen
ontwikkelden waren aanzienlijk ouder en hadden meer
ziekten, langere ziekteduur, verhoogd glucocorticoide
gebruik, hoger risico op breuken en meer comorbiditeit
vanaf de uitgangssituatie dan patiënten die geen
fracturen ondervonden. Gegevens uit deze voortgaande
studie worden geüpdatet vanaf acceptatie van deze
theorie.
De onderzoekers ontdekten ook aanzienlijke
verhogingen van osteoporotische breuken als patiënten
SSRI’s of opioiden - in elke sterkte - gebruikten.
Patiënten hadden al een verhoging van hun fractuurrisico
na 1-30 dagen opioidengebruik. Fractuurrisico
geassocieerd met SSRI gebruik begon op te lopen na drie
maanden gebruik van deze antidepressiva, en het risico
werd prominenter met langetermijngebruik, zoals de
studie uitwees. De onderzoekers stelden vast dat het aan
het gebruik van opioiden of SSRI’s gelinkte verhoogde
breukrisico kan komen door het met deze medicatie
geassocieerde verhoogde risico op vallen.
“Kennis van de risico’s gerelateerd aan het gebruik
van deze medicatie kan reumatologen en andere
specialisten de weg wijzen naar de keuze voor de meest
geschikte behandelstrategieën voor deze patiënten,
vooral degenen die veel risico lopen op vallen of
breuken,” zegt dr. Ozen. “Sommige medicijnen hebben een
belangrijke impact op de gezondheid, en het is
onmogelijk om het gebruik ervan te vermijden. In deze
situaties is het belangrijk dat specialisten op de
hoogte zijn van het fractuurrisico om adequate screening
en preventieve maatregelen voor osteoporotische
fracturen toe te passen. Bovendien is zorgvuldige en
regelmatige heroverweging van de medicatie van de
patiënt een essentieel onderdeel van de RA
patiëntenzorg, omdat het gebruik van medicijnen die niet
meer worden geïndiceerd eerder schadelijk dan heilzaam
is.”
Vertaling: Ellen Lam