Rattenstudie toont rol darmmicrobioom aan bij gevoeligheid
voor dikkedarmkanker
GENETICS SOCIETY OF AMERICA
De microscopische organismen die in onze darmen leven doen meer
dan alleen helpen bij het verteren van voedsel. Een nieuwe studie
met ratten versterkt het bewijs dat de complexe mengeling van
micro-organismen die in de darmen te vinden is – het darmmicrobioom
– de waarschijnlijkheid dat iemand dikkedarmkanker ontwikkelt kan
beïnvloeden.
Uit voorgaande studies is gebleken dat kanker samenhangt met
veranderingen in het microbioom van de darmen. In de nieuwe studie
met ratten werd de mogelijke relatie tussen kanker en darmbacteriën
verder onderzocht door onderzoekers van de University of Missouri in
Columbia. Zij implanteerden embryo’s uit een rattenstam die
genetisch zodanig was aangepast dat zij dikkedarmkanker zouden
krijgen, in de baarmoeders van drie andere rattenstammen, die elk
een specifiek darmmicrobioom hadden : F344/NHsd (F344), LEW/SsNHsd
(LEW), en Crl:SD (SD).
Na 1,5 maand leek het microbioom van de jonge ratten, die meestal
tumoren ontwikkelen als ze tussen de 2 en 4 maanden oud zijn, op dat
van hun draagmoeders. De onderzoekers keken of er tumoren waren
ontstaan toen de jongen 6 maanden waren en de bevinding was dat
ratten met het LEW-microbioom helemaal geen dikkedarmkanker
ontwikkelden.
Ook vonden ze juist meer tumoren in de ratten met het
F344-microbioom, waarin meer Peptococcaceae en Akkremansia
muciniphila-bacteriën voorkwamen. De bevindingen uit deze studie
kunnen nieuwe inzichten geven in de regulerende en voorspellende rol
van het darmmicrobioom bij de ontwikkeling van dikkedarmkanker in
dit rattenmodel.
Vertaling: Astrid Zwart