Paleo dieet: grote hersenen hadden koolhydraten nodig
Het belang van koolhydraten bij de ontwikkeling
van de mensheid
UNIVERSITY OF CHICAGO PRESS JOURNALS
Het hoe en waarom we zulke grote hersenen
ontwikkeld hebben is één van de grootste puzzels bij het onderzoek
naar de ontwikkeling van de mensheid. Het is algemeen bekend dat de
groei in de omvang van de hersenen gedeeltelijk gerelateerd is aan
veranderingen in het voedingspatroon van de laatste 3 miljoen jaar,
en dat de verhoging van vleesconsumptie en de ontwikkeling van de
kookkunst speciale aandacht kregen van de wetenschappelijke wereld.
In een nieuwe gepubliceerde studie in The Quarterly Review of
Biology, http://www.jstor.org/stable/10.1086/682587, combineert Dr.
Karen Hardy en haar team archeologische, antropologische,
genetische, fysiologische en anatomische gegevens met als
discussiepunt dat de consumptie van koolhydraten, met name in de
vorm van zetmeel, cruciaal was voor de toenemende groei van het
menselijk brein gedurende de laatste miljoen jaar, en evolueerde
tegelijkertijd met zowel kopie aantal variatie van de speeksel
amylase genen, als gecontroleerd gebruik van vuur bij het koken.
Met de wereldwijde toename van obesitas en voeding
gerelateerde metabolische ziekten, is er meer interesse voor
voorouderlijke of paleolithische voedingspatronen, niet in de
laatste plaats omdat - volgens een eersteordeschatting - de
menselijke fysiologie geoptimaliseerd moest worden voor de
voedingswaardeprofielen die we tijdens onze evolutie hebben ervaren.
Tot nu toe lag de laatste 2 miljoen jaar het zwaartepunt bij de rol
van dierlijke proteïne en koken bij de ontwikkeling van de
menselijke hersenen, en het belang van koolhydraten, met name in de
vorm van zetmeelrijke plantaardige voeding, werd vaak over het hoofd
gezien.
Hardy's team legt de nadruk op de volgende
observaties om te onderbouwen dat een dieet van koolhydraten
essentieel is voor de ontwikkeling van moderne mensen met grote
hersenen:
(1) Het menselijke brein gebruikt zoveel als 25%
van de energievoorraad van het lichaam en 60% van het
bloedsuikergehalte. Hoewel synthese van glucose uit andere bronnen
mogelijk is, is dat niet de meest efficiënte manier, en het is
onwaarschijnlijk dat in deze grote behoefte aan glucose kan worden
voorzien met een koolhydraatarm dieet.
(2) Zwangerschap en borstvoeding vragen extra van
het glucosegehalte in het menselijk lichaam en een laag
bloedsuikergehalte van de moeder zet de gezondheid van zowel moeder
als nakomelingen op het spel.
(3) Zetmeel was voor onze voorouders meteen
beschikbaar in de vorm van knolgewassen, zaden en sommige fruit- en
notensoorten.
(4) Hoewel rauw zetmeel vaak slecht verteerbaar
is, verliest het tijdens het koken de kristalstructuur en worden
veel beter verteerbaar.
(5) Speeksel amylase genen zijn normaal gesproken
aanwezig in vele kopie aantal variaties (gemiddeld ~6) bij mensen,
maar slechts in 2 bij andere primaten. Dit verhoogt de hoeveelheid
geproduceerd speeksel amylase en daardoor het vermogen om zetmeel te
verteren. De exacte data wanneer speeksel amylase genen verdubbelden
blijft onzeker, maar genetisch bewijs doet vermoeden dat het ergens
tijdens het laatste miljoen jaar was.
Hardy oppert dat, nadat de kookkunst algemeen werd
(ongeveer 800.000 jaar geleden) de gelijktijdige evolutie van het
koken en het hogere kopie aantal variaties van de speeksel amylase
genen (en mogelijke pancreas amylase) de beschikbaarheid van
‘voorgevormde' voedingsglucose naar hersenen en foetus vermeerderde,
dat, als tegenprestatie, zorgde voor een grotere hersenomvang.
Het eten van vlees zal dan voor een vliegende
start gezorgd hebben in de evolutie van grotere hersenen, maar
gekookt zetmeelrijk voedsel met meer speeksel amylase genen heeft
ons alsnog slimmer gemaakt.
Vertaling: Ellen Lam