Orgaandonatie ? - waarom niet !
Emanuel Kant: “Een volwassen kritische instelling benut de
volledige ruimte tussen lichtvaardig geloven (omdat dat tot
dogmatisme leidt) en lichtvaardig verwerpen (dat mensen in
scepticisme opsluit).”
(Om een goed beeld te krijgen van de eenzijdigheid waarin de
reguliere gezond-heidszorg overwegend gevangen zit (zichzelf
gevangen houdt), adviseer ik de artikelen “Holisme en wetenschap” en
“Kanker: patentgeneeskunde & alternatieven” op de site (
www.dehartspiegel.nl )
te lezen.)
Er is slechts bij een kleine groep mensen bekendheid met
betrekking tot de goed onderbouwde bezwaren tegen het criterium
‘hersendood’. Er is heel breed gedragen kritiek uit professionele
hoek op de gehele gang van zaken; op de criteria, op de
behandelingen (mishandelingen), op de omgang met familieleden van
donoren, op de enorme invloed vanuit de financiële belangen van de
farmacie, op het wegkijkgedrag van de diverse overheden, op de
drammerigheid van patiëntenverenigingen, op de laffe houding van de
media, kortom op alle aspecten die een rol spelen
Omdat die alarmeringen ingaan tegen allerlei kapitaalkrachtige
gevestigde belangen, worden ze zo zorgvuldig mogelijk weg gehouden
bij het grote publiek.
Geschiedenis.
o “In 1967 verrichtte de Zuid-Afrikaanse arts Dr. Barnard de eerste
harttransplantatie. Amerikaanse artsen wilden zo spoedig mogelijk
dat kunstje ook kunnen vertonen.
Omdat ze zich dan mogelijk schuldig zouden kunnen maken aan
doodslag, verzonnen zij het begrip hersendood. Dat werd vastgelegd
in 1968 in het “Harvard Medical Report”. (Al sinds mensenheugenis
zijn doodscriteria als de volgende in combinatie gehanteerd: geen
ademhaling, geen hartslag en vertroebeling van de ogen.) Bij hun
nieuwe, kunstmatig gefabriceerde doodcriterium veronachtzaam(d)en ze
totaal dat wij feitelijk nog maar heel weinig weten over het
functioneren van de hersenen [ook nu (2015) nog] én dat 97% van het
lichaam dan nog leeft. . !
o Tot 1968 was het in de V.S. bij wet verboden om apparatuur uit te
zetten, omdat er van uit werd gegaan dat de patiënt nog in leven
was. Patiënten die niet uit hun coma kwamen, moesten langdurig en
zeer arbeidsintensief verpleegd worden. Dat kostte kapitalen en de
overheden wisten toen nog niet wat voor gigantische medicijnkosten
ze zich bij transplantatie op de hals gingen halen.
o Ergens in 1992 heeft het Europees Parlement in een motie
vastgelegd dat het uitvallen van de hersenfunctie de dood van het
individu betekent, zelfs als de biologische functies blijven werken.
o Sinds 1968 zijn er meer dan 40 verschillende hersendoodcriteria
gehanteerd en onder druk van transplantatieartsen &
patiëntenverenigingen van orgaan-wachters worden die alleen maar
steeds ruimer. Ook de farmacie speelt hier een bedenke-lijke rol.
Diverse bedrijven sponseren vanaf 1993 een Europese training van
Eurotransplant International Foundation te Leiden voor artsen en
verpleegkun-digen. Daarin leren zij hoe ze een verzoek om donatie zo
moeten inkleden dat er maximaal toestemming wordt verkregen. Op zo’n
bijeenkomst horen ze alleen maar hallelujageluiden. De farmacie
financiert zelfs reclamecampagnes onder pubers en adolescenten.
Dat zou mensen toch ‘een beetje’ wantrouwig moeten maken. Alleen al
de firma Novartis behaalde van januari t/m september van 2003 een
omzet van 744 miljoen aan transplantatiemedicijnen. Na
transplantatie blijven orgaanontvangers doorgaans hun leven lang
afhankelijk van zware medicatie tegen afstoting; tot wel 30 pillen
per dag toe.
Dat kost €2000 tot €3000 per maand. Hun immuunsysteem wordt daarmee
volledig plat gelegd. Eén van de gevolgen is dat zelfs een geringe
infectie de dood tot gevolg kan hebben. Die dood wordt dan ten
onrechte niet aan die transplantatie toegeschreven. Verder komt bij
ontvangers opvallend vaak een aangetast centraal zenuwstelsel en een
verminderde nierfunctie voor, hebben ze veelal een verhoogde
bloeddruk en treedt ook diabetes veel vaker op dan bij anderen. Na
transplantatie treden er bij ± 25% van de ontvangers tumoren op
(sluit volledig aan bij m’n artikel over kanker). Het neuroendocrine
huidcarcinoom en het carposisarcoom komen bij hen gemiddeld ruim
honderd keer vaker voor dan bij anderen. Dat dit aan de
transplantatie zou kunnen liggen, wordt blijkbaar zeer grondig
weggemoffeld. Door wie allemaal ?
Er vinden steeds meer hertransplantaties plaats, omdat het eerste
transplan-tatieorgaan ondertussen te verzwakt is. De meeste mensen
die sterven, op een wachtlijst staand, ontvingen al eerder een
orgaan dat werd afgestoten.
Gang van zaken.
o Ter voorbereiding van transplantatie wordt het lichaam dan meteen
gespoeld om eventueel voor ontvangers schadelijke stoffen te
verwijderen. Ook de medicatie die wel nog gegeven wordt, is dan al
aangepast, zelfs voor er met de familie over donatie gesproken is.
o Artsen zijn getraind om bij hun transplantatieverzoeken aan
familieleden hun omschrijvingen bewust vaag te houden. ‘De
vooruitzichten zijn bijzonder goed’. (voor wie?) ‘We zullen nog
enige uren bezig zijn’. (waarmee dan?) ‘Zijn lichamelijk letsels
zijn behandeld’. (Hoe?) Ze hebben geleerd om maximaal gebruik te
maken van de shock waarin verwanten verkeren. Bijv.: ‘Als U niet
instemt, moet er iemand anders onnodig sterven en dat zou hij/zij
als sociaal mens toch zeker niet gewild hebben.’ Zo worden die
gechanteerd. Ze suggereren feitelijk dat nabestaanden medeplichtig
zijn aan het onnodig sterven van anderen, indien zij geen
toestemming geven. Mensen op orgaanwachtlijsten, die hopen op de
spoedige dood van een ander en die georganiseerd grote druk
uitoefenen op artsen en overheden wordt geen asociaal gedrag
verweten.
Op die manier is er in plaats van voorzichtigheid om iemand vooral
niet te snel dood te verklaren, haast ontstaan om een stervende zo
snel mogelijk van het etiket ‘dood’ te voorzien.
o Wanneer iemand hersendood verklaard is en de transplantatieartsen
aanstal-ten maken om te gaan snijden, gebeurde er aanvankelijk
steeds iets waar ze hevig van schrokken. Zelfs als zij het lichaam
nog niet eens hadden aangeraakt, begon dat afwerende gebaren te
maken. Bovendien trad er een enorme stijging van hartslag en
bloeddruk op. Dat zijn processen die vanuit de hersenen worden
aangestuurd en die zijn dus helemaal niet dood. Allemaal
overduidelijke signalen dat dat zogenaamde ‘stoffelijke overschot’
helemaal niet overleden is, maar er ter plekke moord gepleegd gaat
worden. Artsen hebben die verschijnselen leren afdoen als restanten
van nog aanwe-zige elektrochemische energie in het zenuwstelsel en
noemen dat het ‘Lazaruseffect’. Om de eigen onrust weg te nemen,
brengen ze het ‘lijk’ onder narcose! ? Dan blijft dat tenminste
rustig liggen, terwijl zij aan hun dodelijke actie beginnen. (In
Nederland wordt geen narcose meer toegepast, maar misschien is dat
voor het slachtoffer nog wel verschrikkelijker.)
Dr. Coïmbra is klinisch neuroloog aan de universiteit van Sao
Paulo. Hij hekelt vooral de gruwelijkheid van de apneutest als
diagnosemiddel voor hersendood (het langdurig tot wel tien minuten
toe onderbreken van elke ademhaling). Hij wijst er op dat een
patiënt met een hartinfarct zeker niet aan dergelijke zware,
belastende tests wordt onderworpen. Die wordt integendeel met de
grootst mogelijke voorzichtigheid behandeld om het hart te ontzien.
Deze be/mishan-deling van mensen met hersenletsel is precies het
tegenovergestelde, omdat die apneutest de al beschadigde hersenen
zeer zwaar belast en onherroepelijk nog verder aantast en de nog
levende patiënt ernstig in gevaar brengt.
Aan de bevolking wordt in allerlei campagnes voorgehouden dat bij
hartfalen elke seconde telt, omdat de hersenen door zuurstofgebrek
anders ernstig beschadigen. Hallo! Transplantatiemedici! Kiezen
jullie er dus opzettelijk voor de hersenen de finale slag toe te
brengen? Hij stelt verder dat geen enkel protocol nauwkeurig genoeg
is om te meten hoe het met de bloedcirculatie in de hersenen gesteld
is. “Comapatiënten worden domweg beschouwd als potentiële
orgaan-donoren in plaats van dat ze een maximaal intensieve
behandeling krijgen. Er zijn intussen heel veel aanwijzingen dat een
zogenaamde hersendode wel degelijke een intact zijnd bewustzijn
heeft, ook als zijn lichaam niet meer reageert op prikkels.
Behandelende artsen gaan zelfs zo ver dat ze een nog herstelbare
hersenbeschadiging verergeren, of een hartstilstand veroorzaken door
die apneutest. Slachtoffers van een ernstige hersenletsel dienen bij
hun ziekenhuis-opname levensreddende hormonale behandelingen te
ontvangen. Het is nu net door het niet verlenen van de juiste
behandelingen dat er steeds meer complicaties ontstaan.
Helaas wordt in heel veel ziekenhuizen niet eens geprobeerd om deze
patiënten te helpen, terwijl er nog zo veel mogelijk is. In de
eerste plaats het toedienen van hormonen: intraveneuze injecties met
het schildklierhormoon, en met het desmopressinehormoon (een hormoon
om natrium vast te houden) en een groeihormoon. Verder een hoge
dosis vitamine D3 (om het zenuwstelsel te herstellen) en
behandelingen die de bloedtoevoer naar de hersenen, die vaak slechts
gedeeltelijk gestoord is, weer kunnen stimuleren. Het aanbrengen van
een drain kan levensreddend zijn en ook dat wordt vaak nagelaten.
Ten slotte stelt hij:
o dat systematisch en consequent onbespreekbaar wordt gehouden of
het criterium ‘hersendood’ wel klopt;
o dat er een enorm belangenconflict speelt en er veel geld wordt
uitgegeven aan reclame voor donatie;
o terwijl er nauwelijks geld wordt besteed aan preventieve
maatregelen ten aanzien van hoge bloeddruk of diabetes, zodat de
vraag naar organen drastisch kan afnemen;
o dat er elk jaar vele duizenden jonge levens worden geofferd op het
altaar van financiële belangen.
Hij schrijft over diverse ervaringen met patiënten die, nadat ze
hersendood verklaard waren, geheel herstelden en nog vele jaren in
volle gezondheid leefden. Ook beschrijft hij een cases waarin een
hersendood verklaard meisje epileptische aanvallen krijgt. Iets
dergelijks kan uitsluitend worden aangestuurd vanuit de hersenen. De
behandelende transplantatiearts weigerde echter om het meisje de
juiste medische zorg te verlenen, ‘omdat hersendood al was
vastgesteld’.
De Japanse cardioloog Yoshio Watanabe getuigt dat patiënten in
coma zonder die veel toegepaste apneutest 60% kans zouden hebben om
te overleven, mits ze op tijd therapeutisch onderkoeld zijn. Duitse
artsen verklaarden dat 30% van de diagnose hersendood sowieso
onjuist is.
Docent en anesthesist in Cambridge: dr. D Hill. “Toepassing van de
hersendood-testen en -criteria dienen op geen enkele manier de
belangen van de patiënt. De samenleving kan dit alleen maar
accepteren, omdat ze niet weet wat de ware toedracht is en steeds
agressievere reclamemakers dit ook zorgvuldig verborgen weten te
houden. Ook bij een ‘hersendode’ reguleren die ‘dode’ hersenen de
lichaamstemperatuur, de bloeddruk, de hartslag en de
zoutwaterhuishouding.”
Overal ter wereld blijkt dat een ‘hersendode’ in veel gevallen
helemaal niet dood is. Er is ook steeds meer bewijs dat bewustzijn
zeker niet alleen bij de hersenen hoort. Dat blijkt niet alleen uit
het onderzoek van BijnaDoodErvaringen door cardioloog van Lommel.
Uit mijn praktijk als reïncarna-tietherapeut weet ik dat het ook na
het daadwerkelijk overlijden enige dagen kan duren voor het
bewustzijn zich helemaal heeft kunnen terugtrekken uit het corpus.
Eén van de meest vooraanstaande geheugenonderzoekers, D.L.
Schacter, toonde aan dat er in de foetus al sprake is van geheugen
en bewustzijn ruim voordat de ontwikkeling van de hersenen nog op
gang moet komen (met 3 maanden). ‘Hersendood’ verklaarde personen
kunnen, of nog volledig herstellen, of zijn nog bezig met sterven.
Bij hen is er wel degelijk sprake van leven en bewustzijn, ook al
kunnen artsen dat niet meten. Donatievoorstander dr. S. Youngner zei
ooit: “Hersendoden leven nog wel, maar zonder kwaliteit en dan
kunnen de nog goede organen beter aan een ander gegeven worden”. Op
een video van dr. C. Estol (neuroloog) is te zien hoe een door hem
dood verklaarde patiënt probeert overeind te komen. Ondanks dat
bleef hij er bij dat deze persoon reeds dood was.
Uit een bijeenkomst van de Pauselijke Academie voor de
Wetenschappen (2005) rond het thema: ‘kenmerken van de dood’ komen
een aantal conclusies naar voren, die ik hier kort samenvat: 1. De
Harvard-criteria uit 1968 waarmee hersen-dood wordt vastgesteld zijn
wetenschappelijk gezien waardeloos en dus ongeldig. 2. Er is geen
wereldwijde consensus over de vele diagnostische criteria, die
bovendien steeds minder strikt blijken te worden. 3. Veel artsen,
ethici en juristen noemen het begrip hersendood pure misleiding. 4.
Stervende mensen worden gereduceerd tot dingen die onderdelen kunnen
en moeten leveren. 5. Het belang van derden om een stervende zo
spoedig mogelijk dood te laten verklaren, is zwaarder gaan wegen dan
het belang van de stervende om niet voortijdig dood verklaard te
worden. 6. Na een ‘werkelijke dood’ kunnen hart en lever niet meer
getransplanteerd worden. 7. De conclusie dat de hersenen niet meer
lijken te functioneren, wil niet zeggen dat ze onherstelbaar kapot
zijn en al helemaal niet dat de patiënt dood is. 8. De vraag of het
ene leven beëindigd mag worden om een ander leven te rekken, moet
absoluut met nee beantwoord worden.
Waar precies de grens ligt tussen leven en dood blijkt zowel
medisch als juridisch helemaal niet nauwkeurig te bepalen. De
diagnose ‘hersendood’ wordt daarom dus door heel veel filosofen,
juristen én ook door medische wetenschappers als zijnde bedrog
bestreden. In de meeste gevallen worden nog levende mensen gewoon
geofferd op het altaar van pseudowetenschappelijk egoïsme.
Bij zogenaamde hersendoden zijn alle vitale levensfuncties nog
gewoon in tact. Alleen organen die nog vitaal zijn, lenen zich voor
transplantatie. De wet heeft het over stoffelijke overschotten die
beademd worden, maar bij stoffelijke overschotten blijkt beademing
onmogelijk. Bovendien blijken die overschotten op medicijnen te
reageren. De spijsvertering, de lever, de nieren, de bloedsomloop en
het immuun-systeem werken nog, en een man kan zelfs nog een erectie
krijgen. Ook na een maand kan een hersendood verklaarde vrouw nog
een levende baby ter wereld brengen en moedermelk produceren. Het
blijkt bovendien dat regelmatig organen na uitname alsnog worden
afgekeurd en dat het slachtoffer dus voor niets is vermoord. Dat
woord ‘slachtoffer’ moeten we in dit verband helaas letterlijke
nemen. Omdat er tegelijk ook steeds minder verkeersdoden zijn,
reizen sommige artsen zelfs af naar conflictgebieden om daar
maximaal organen te kunnen binnenhalen.
Eind jaren zestig al heeft prof. Hans Jonas, een erkend
medisch-ethicus hersendood als de werkelijke dood van een mens
fundamenteel in twijfel getrokken.
Steeds meer ziekenhuispersoneel dat betrokken is geweest bij
orgaantransplan-taties weigert nog langer mee te werken aan het
doden van patiënten; zowel anesthesisten, als
operatieverpleegkundigen en artsen. Dr. Hill., leidinggevend
anesthesist in ‘Addenbrooke’s Hospital’, noemt orgaandonatie
kannibalisme en zegt dat mensen veel te snel dood verklaard worden.
In 1989 verlaten dr. Evans en twee andere cardiologen het
harttransplantatiecentrum, omdat zij weigeren nog langer organen uit
nog levende mensen te verwijderen. Hun frustraties en
gewetensbezwaren worden echter afgedaan als onevenwichtige
emotionele zwaktes. Ze worden door hun beroepsgroep gewoonweg als
paria’s behandeld. Dat artsen belang hebben bij de diagnose in
verband met het verwerven van de status van halfgod en ook vanwege
hun inkomen natuurlijk laat minstens de schijn van
belangenverstrengeling open. Artsen wordt door ziekenhuizen en
verzeke-ringsmaatschappijen meestal een verplichting tot zwijgen
opgelegd met betrek-king tot mogelijk bedenkelijke handelingen. Veel
artsen en ook andere leden van het ziekenhuispersoneel durven zich
daarom niet in het openbaar te uiten over de vele bedenkelijke
praktijken en misstanden.
Maar de staat maakt zich zeker wel medeverantwoordelijk voor deze
vorm van moord. Ze staat dit allemaal maar toe en onder het mom van
voorlichting maakt ze regelrecht propaganda voor donatie. Het is
toch de taak van de overheid om burgers te beschermen. Ze mag toch
zeker niet in dit soort ethisch kwesties meewerken aan het
wegmoffelen van belastende verklaringen en om personen die kritische
vragen stellen min of meer asociaal gedrag te verwijten. Ik heb ook
geen goed woord meer over voor de ministers van volksgezondheid van
de laatste pak weg 30 jaar. Die blijken keer op keer volledig in de
rechter achterzak van de chemische en farmaceutische industrie te
zitten.
De diverse media hobbelen volkomen kritiekloos achter die hele
lobby aan en weigeren om personen met bezwaren aan het woord te
laten; ook als dat weten-schappers zijn. Transplantatieartsen mogen
in de diverse media allerlei voorwaar-den stellen, zodat zij hun
eenzijdige belangen maximaal kunnen uitventen. Er blijken
professoren te zijn die het niet aandurven om tijdens een
lifeuitzending met kritische personen geconfronteerd te worden.
Daarom eisen zij dat personen met een andere kijk worden uitgesloten
van de discussie. Kwamen ondanks dat tegen-standers bij vooraf
opgenomen uitzendingen wel enigszins in beeld, dan werden die
onderdelen er onder druk van de voorstanders uitgeknipt. (De meeste
media pronken met hun zogenaamde onafhankelijkheid, maar dat blijkt
dus een farce.)
Deze artsen zijn overduidelijk doodsbang dat alle aspecten rond
sterven, dood en transplantatie bij het grote publiek bekend worden.
Wie is er dan namelijk nog bereid om zich als donor te laten
registreren? Het aantal personen dat een donor-codicil draagt is nu
al tamelijk laag, gezien het feit dat zeer velen toch voorstander
zeggen te zijn van orgaandonatie. Dat komt natuurlijk omdat men wel
graag in aanmerking wil komen voor het verkrijgen van een orgaan,
maar aarzelt bij het vrijwillig afstaan er van. Op de een of andere
manier lijken veel mensen onbewust aan te voelen dat er rond die
hersendoodcriteria iets helemaal niet klopt.
Er komt steeds meer aandrang voor een dwangsysteem, waarbij
iedereen donor is, tenzij hij dat uitdrukkelijk geweigerd heeft.
Alsof ieders lichaam het eigendom van de staat is. Dit is een
afschuwelijke aantasting van de persoonlijke integriteit. Er bestaat
een wet die een dergelijke handelwijze (U hebt gekocht, tenzij U
uitdrukkelijk geweigerd heeft) voor bedrijven verbiedt.
Het EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens) dat
automatisch doorwerkt in de nationale rechtsorde, formuleert in
artikel 2 het recht op leven. De staat heeft de positieve
verplichting alle mogelijke levensbedreigende risico’s actief te
minimaliseren. Volgens artikel 3 van het zelfde verdrag dient de
staat het privéleven en het familie- en gezinsleven te eerbiedigen.
Het verplicht de staat om maatregelen te nemen, indien er een
verhoogd risico is op inbreuk op het recht op leven.
De staat is verantwoordelijk en aansprakelijk voor de gevolgen
van activiteiten op zijn grondgebied, ook als het die activiteiten
niet zelf verricht. Het is verbazend dat nog geen enkele
democratische regering opdracht heeft gegeven voor een grootscheeps
onafhankelijk onderzoek naar dit soort praktijken.
Uit diverse enquêtes blijkt dat vrijwel alle mensen aangeven dat
zij wensen dat hun stervensproces de volgende kenmerken omvat:
ongestoord, rustig, in het eigen tempo, pijnloos én vooral . . .
omringd door geliefden. Een groot aantal geeft bovendien aan daar
spirituele begeleiding bij te wensen. Vrijwel iedereen die daar
mijns inziens iets zinnigs over te melden heeft, ziet het sterven
als een heel belangrijk proces, waarvan een mens de verschillende
stadia het liefst zo bewust mogelijk moet kunnen doorleven.
Zij zien het als een overgang naar een andere manier van zijn;
een zijn dat volgens de meest diepgravende beschrijvingen wordt
gekenmerkt door onvoorwaardelijke liefde.
Vanuit praktijkervaringen weet ik dat donoren tijdens de
orgaanuitname alles voelen, zien en horen. Zij ervaren niet alleen
dít als een vreselijke marteling. Ook de ‘wachtkamer’ waarin zij
nadien terecht komen ervaren zij als een eindeloze gevangenschap.
Pas als de ontvangers gestorven zijn, kan de energie uit gedo-neerde
organen bij hen terugkeren en hen uit die eenzame opsluiting
bevrijden.
Volgens de gangbare opvattingen op de medische faculteiten heeft
het leven geen enkele betekenis of doel. Alles wordt verengd tot het
alleen maar bestaan van materie. Geest en ziel worden er alleen maar
als verzinsels gezien en bewustzijn als een onverklaarbare afwijking
van het stoffelijke. Mensen (U ook) worden daar dus gereduceerd tot
louter elektrische en biochemische machines.
Geest en ziel bestaan wel degelijk en bewustzijn is zelfs de
belangrijkste component van het hele bestaan. En dat is geen kwestie
van geloven maar van weten door ervaren en bovendien één van de
uitkomsten van modern natuurwetenschappelijk onderzoek (zie artikel
“Holisme en wetenschap” op de site van dehartspiegel.nl). De
gezondheidszorg is helaas blijven hangen in al lang achterhaalde
ideetjes omtrent de wezenlijke aard van de werkelijkheid.
Die hele transplantatie-horror gaat uit van de nog steeds
overheersende puur materialistische geloofsovertuiging. Ze is
bovendien een ontkenning of verdringing van de dood en de waarde van
sterven en de waardigheid die daar bij hoort. Personen die op een
wachtlijst voor organen staan, zijn vrijwel uitsluitend nog gericht
op het krijgen van een orgaan om hun leven een aantal jaren op te
rekken. Er wordt namelijk geen enkel leven gered, want ook hun
lichaam zal eens sterven.
Door die hele eenzijdige gerichtheid kunnen zij zich helemaal
niet bezig houden met acceptatie van de handicap, het ontdekken van
de levensles die er in schuil gaat, of de voorbereiding op een
waardig sterven. Op die manier zijn ook zij dus slachtoffer van dit
fundamentalistisch materialisme. Zo wordt een zorgvuldige
stervensbegeleiding aan beide kanten onmogelijk; zowel voor de donor
als de ontvanger. Een stervensproces duurt enkele dagen en neemt ook
nog tijd in beslag na het stoppen van de hartslag.
Tenslotte haal ik nog iets aan uit het confronterende boek van
Renate Greinert.
Tegen de adviezen in wil mevr. Greinert na de orgaanuitname nog één
keer het lichaam van haar zoon zien. Dat ligt al in de kist en het
is verbijsterend hoe respectloos daarmee is omgegaan. Hij ‘ziet er
uit als een geslachte gans’. Zelfs de klemmen en ander materiaal dat
bij de roofmoord is gebruikt, zitten nog in en aan zijn geplunderde
en volledig open liggend lijf. Daaruit blijkt eens te meer dat er
bij deze medici geen enkel respect is voor de donor en deze alleen
maar gezien wordt als een leverancier van onderdelen, waarna men de
rest gewoon kan wegsmijten. In haar boek zegt Professor dr. Franco
Rest uit Dortmund daar het volgende over: “Wie stervende mensen dood
verklaart of laat verklaren alleen om op een gemakkelijke manier aan
organen te komen, is op weg om iedere bescherming van waarde, leven
en menselijkheid op te geven, enkel en alleen ter bevrediging van
hebzucht.”
Dit alles overziend, moet ik regelmatig denken aan praktijken uit
‘Das dritte Reich’.
Dubbelblinde wetenschappers,
die uitsluitend materie willen zien
omarmen eendimensionale versimpelingen.
In zo’n platlandbestaan,
van alle zin en diepte ontdaan
blijkt niets meer heilig.
Alles van waarde
is niet alleen weerloos
maar vooral ook onmetelijk . . . .
Literatuur:
Renate Greinert: “Ongestoord sterven Tijdschrift Spiegelbeeld mei
2013
www.today.com/id23775873/site/todayshow/ns/today-today_news/t/prnounced-dead-man-takes-miraculous-turn/#.URzzCmdT9lg
www.wijwordenwakker.org/content.asp?m=m4&s+m78&ss=P2173&l=NL
www.orgaandonor-neen.nl
http://www.stichtingisis.org/pdf/De_andere_kant_van_orgaandonaties._
Wat_de_overheid_niet_vertelt.pdf
www.evangelischefrauen-deutschland.de
www.orgaandonatiejaofnee.nl/over-het-meisje-dat-niet-wilde-sterven/
Xavier van den Camp