Orgaandonatie ? - waarom niet !


Emanuel Kant: “Een volwassen kritische instelling benut de volledige ruimte tussen lichtvaardig geloven (omdat dat tot dogmatisme leidt) en lichtvaardig verwerpen (dat mensen in scepticisme opsluit).”

(Om een goed beeld te krijgen van de eenzijdigheid waarin de reguliere gezond-heidszorg overwegend gevangen zit (zichzelf gevangen houdt), adviseer ik de artikelen “Holisme en wetenschap” en “Kanker: patentgeneeskunde & alternatieven” op de site ( www.dehartspiegel.nl )  te lezen.)

Er is slechts bij een kleine groep mensen bekendheid met betrekking tot de goed onderbouwde bezwaren tegen het criterium ‘hersendood’. Er is heel breed gedragen kritiek uit professionele hoek op de gehele gang van zaken; op de criteria, op de behandelingen (mishandelingen), op de omgang met familieleden van donoren, op de enorme invloed vanuit de financiële belangen van de farmacie, op het wegkijkgedrag van de diverse overheden, op de drammerigheid van patiëntenverenigingen, op de laffe houding van de media, kortom op alle aspecten die een rol spelen

Omdat die alarmeringen ingaan tegen allerlei kapitaalkrachtige gevestigde belangen, worden ze zo zorgvuldig mogelijk weg gehouden bij het grote publiek.

Geschiedenis.
o “In 1967 verrichtte de Zuid-Afrikaanse arts Dr. Barnard de eerste harttransplantatie. Amerikaanse artsen wilden zo spoedig mogelijk dat kunstje ook kunnen vertonen.

Omdat ze zich dan mogelijk schuldig zouden kunnen maken aan doodslag, verzonnen zij het begrip hersendood. Dat werd vastgelegd in 1968 in het “Harvard Medical Report”. (Al sinds mensenheugenis zijn doodscriteria als de volgende in combinatie gehanteerd: geen ademhaling, geen hartslag en vertroebeling van de ogen.) Bij hun nieuwe, kunstmatig gefabriceerde doodcriterium veronachtzaam(d)en ze totaal dat wij feitelijk nog maar heel weinig weten over het functioneren van de hersenen [ook nu (2015) nog] én dat 97% van het lichaam dan nog leeft. . !

o Tot 1968 was het in de V.S. bij wet verboden om apparatuur uit te zetten, omdat er van uit werd gegaan dat de patiënt nog in leven was. Patiënten die niet uit hun coma kwamen, moesten langdurig en zeer arbeidsintensief verpleegd worden. Dat kostte kapitalen en de overheden wisten toen nog niet wat voor gigantische medicijnkosten ze zich bij transplantatie op de hals gingen halen.

o Ergens in 1992 heeft het Europees Parlement in een motie vastgelegd dat het uitvallen van de hersenfunctie de dood van het individu betekent, zelfs als de biologische functies blijven werken.

o Sinds 1968 zijn er meer dan 40 verschillende hersendoodcriteria gehanteerd en onder druk van transplantatieartsen & patiëntenverenigingen van orgaan-wachters worden die alleen maar steeds ruimer. Ook de farmacie speelt hier een bedenke-lijke rol. Diverse bedrijven sponseren vanaf 1993 een Europese training van Eurotransplant International Foundation te Leiden voor artsen en verpleegkun-digen. Daarin leren zij hoe ze een verzoek om donatie zo moeten inkleden dat er maximaal toestemming wordt verkregen. Op zo’n bijeenkomst horen ze alleen maar hallelujageluiden. De farmacie financiert zelfs reclamecampagnes onder pubers en adolescenten.

Dat zou mensen toch ‘een beetje’ wantrouwig moeten maken. Alleen al de firma Novartis behaalde van januari t/m september van 2003 een omzet van 744 miljoen aan transplantatiemedicijnen. Na transplantatie blijven orgaanontvangers doorgaans hun leven lang afhankelijk van zware medicatie tegen afstoting; tot wel 30 pillen per dag toe.

Dat kost €2000 tot €3000 per maand. Hun immuunsysteem wordt daarmee volledig plat gelegd. Eén van de gevolgen is dat zelfs een geringe infectie de dood tot gevolg kan hebben. Die dood wordt dan ten onrechte niet aan die transplantatie toegeschreven. Verder komt bij ontvangers opvallend vaak een aangetast centraal zenuwstelsel en een verminderde nierfunctie voor, hebben ze veelal een verhoogde bloeddruk en treedt ook diabetes veel vaker op dan bij anderen. Na transplantatie treden er bij ± 25% van de ontvangers tumoren op (sluit volledig aan bij m’n artikel over kanker). Het neuroendocrine huidcarcinoom en het carposisarcoom komen bij hen gemiddeld ruim honderd keer vaker voor dan bij anderen. Dat dit aan de transplantatie zou kunnen liggen, wordt blijkbaar zeer grondig weggemoffeld. Door wie allemaal ?

Er vinden steeds meer hertransplantaties plaats, omdat het eerste transplan-tatieorgaan ondertussen te verzwakt is. De meeste mensen die sterven, op een wachtlijst staand, ontvingen al eerder een orgaan dat werd afgestoten.

Gang van zaken.
o Ter voorbereiding van transplantatie wordt het lichaam dan meteen gespoeld om eventueel voor ontvangers schadelijke stoffen te verwijderen. Ook de medicatie die wel nog gegeven wordt, is dan al aangepast, zelfs voor er met de familie over donatie gesproken is.

o Artsen zijn getraind om bij hun transplantatieverzoeken aan familieleden hun omschrijvingen bewust vaag te houden. ‘De vooruitzichten zijn bijzonder goed’. (voor wie?) ‘We zullen nog enige uren bezig zijn’. (waarmee dan?) ‘Zijn lichamelijk letsels zijn behandeld’. (Hoe?) Ze hebben geleerd om maximaal gebruik te maken van de shock waarin verwanten verkeren. Bijv.: ‘Als U niet instemt, moet er iemand anders onnodig sterven en dat zou hij/zij als sociaal mens toch zeker niet gewild hebben.’ Zo worden die gechanteerd. Ze suggereren feitelijk dat nabestaanden medeplichtig zijn aan het onnodig sterven van anderen, indien zij geen toestemming geven. Mensen op orgaanwachtlijsten, die hopen op de spoedige dood van een ander en die georganiseerd grote druk uitoefenen op artsen en overheden wordt geen asociaal gedrag verweten.

Op die manier is er in plaats van voorzichtigheid om iemand vooral niet te snel dood te verklaren, haast ontstaan om een stervende zo snel mogelijk van het etiket ‘dood’ te voorzien.

o Wanneer iemand hersendood verklaard is en de transplantatieartsen aanstal-ten maken om te gaan snijden, gebeurde er aanvankelijk steeds iets waar ze hevig van schrokken. Zelfs als zij het lichaam nog niet eens hadden aangeraakt, begon dat afwerende gebaren te maken. Bovendien trad er een enorme stijging van hartslag en bloeddruk op. Dat zijn processen die vanuit de hersenen worden aangestuurd en die zijn dus helemaal niet dood. Allemaal overduidelijke signalen dat dat zogenaamde ‘stoffelijke overschot’ helemaal niet overleden is, maar er ter plekke moord gepleegd gaat worden. Artsen hebben die verschijnselen leren afdoen als restanten van nog aanwe-zige elektrochemische energie in het zenuwstelsel en noemen dat het ‘Lazaruseffect’. Om de eigen onrust weg te nemen, brengen ze het ‘lijk’ onder narcose! ? Dan blijft dat tenminste rustig liggen, terwijl zij aan hun dodelijke actie beginnen. (In Nederland wordt geen narcose meer toegepast, maar misschien is dat voor het slachtoffer nog wel verschrikkelijker.)

Dr. Coïmbra is klinisch neuroloog aan de universiteit van Sao Paulo. Hij hekelt vooral de gruwelijkheid van de apneutest als diagnosemiddel voor hersendood (het langdurig tot wel tien minuten toe onderbreken van elke ademhaling). Hij wijst er op dat een patiënt met een hartinfarct zeker niet aan dergelijke zware, belastende tests wordt onderworpen. Die wordt integendeel met de grootst mogelijke voorzichtigheid behandeld om het hart te ontzien. Deze be/mishan-deling van mensen met hersenletsel is precies het tegenovergestelde, omdat die apneutest de al beschadigde hersenen zeer zwaar belast en onherroepelijk nog verder aantast en de nog levende patiënt ernstig in gevaar brengt.

Aan de bevolking wordt in allerlei campagnes voorgehouden dat bij hartfalen elke seconde telt, omdat de hersenen door zuurstofgebrek anders ernstig beschadigen. Hallo! Transplantatiemedici! Kiezen jullie er dus opzettelijk voor de hersenen de finale slag toe te brengen? Hij stelt verder dat geen enkel protocol nauwkeurig genoeg is om te meten hoe het met de bloedcirculatie in de hersenen gesteld is. “Comapatiënten worden domweg beschouwd als potentiële orgaan-donoren in plaats van dat ze een maximaal intensieve behandeling krijgen. Er zijn intussen heel veel aanwijzingen dat een zogenaamde hersendode wel degelijke een intact zijnd bewustzijn heeft, ook als zijn lichaam niet meer reageert op prikkels. Behandelende artsen gaan zelfs zo ver dat ze een nog herstelbare hersenbeschadiging verergeren, of een hartstilstand veroorzaken door die apneutest. Slachtoffers van een ernstige hersenletsel dienen bij hun ziekenhuis-opname levensreddende hormonale behandelingen te ontvangen. Het is nu net door het niet verlenen van de juiste behandelingen dat er steeds meer complicaties ontstaan.

Helaas wordt in heel veel ziekenhuizen niet eens geprobeerd om deze patiënten te helpen, terwijl er nog zo veel mogelijk is. In de eerste plaats het toedienen van hormonen: intraveneuze injecties met het schildklierhormoon, en met het desmopressinehormoon (een hormoon om natrium vast te houden) en een groeihormoon. Verder een hoge dosis vitamine D3 (om het zenuwstelsel te herstellen) en behandelingen die de bloedtoevoer naar de hersenen, die vaak slechts gedeeltelijk gestoord is, weer kunnen stimuleren. Het aanbrengen van een drain kan levensreddend zijn en ook dat wordt vaak nagelaten.

Ten slotte stelt hij:
o dat systematisch en consequent onbespreekbaar wordt gehouden of het criterium ‘hersendood’ wel klopt;

o dat er een enorm belangenconflict speelt en er veel geld wordt uitgegeven aan reclame voor donatie;

o terwijl er nauwelijks geld wordt besteed aan preventieve maatregelen ten aanzien van hoge bloeddruk of diabetes, zodat de vraag naar organen drastisch kan afnemen;

o dat er elk jaar vele duizenden jonge levens worden geofferd op het altaar van financiële belangen.

Hij schrijft over diverse ervaringen met patiënten die, nadat ze hersendood verklaard waren, geheel herstelden en nog vele jaren in volle gezondheid leefden. Ook beschrijft hij een cases waarin een hersendood verklaard meisje epileptische aanvallen krijgt. Iets dergelijks kan uitsluitend worden aangestuurd vanuit de hersenen. De behandelende transplantatiearts weigerde echter om het meisje de juiste medische zorg te verlenen, ‘omdat hersendood al was vastgesteld’.

De Japanse cardioloog Yoshio Watanabe getuigt dat patiënten in coma zonder die veel toegepaste apneutest 60% kans zouden hebben om te overleven, mits ze op tijd therapeutisch onderkoeld zijn. Duitse artsen verklaarden dat 30% van de diagnose hersendood sowieso onjuist is.
Docent en anesthesist in Cambridge: dr. D Hill. “Toepassing van de hersendood-testen en -criteria dienen op geen enkele manier de belangen van de patiënt. De samenleving kan dit alleen maar accepteren, omdat ze niet weet wat de ware toedracht is en steeds agressievere reclamemakers dit ook zorgvuldig verborgen weten te houden. Ook bij een ‘hersendode’ reguleren die ‘dode’ hersenen de lichaamstemperatuur, de bloeddruk, de hartslag en de zoutwaterhuishouding.”

Overal ter wereld blijkt dat een ‘hersendode’ in veel gevallen helemaal niet dood is. Er is ook steeds meer bewijs dat bewustzijn zeker niet alleen bij de hersenen hoort. Dat blijkt niet alleen uit het onderzoek van BijnaDoodErvaringen door cardioloog van Lommel. Uit mijn praktijk als reïncarna-tietherapeut weet ik dat het ook na het daadwerkelijk overlijden enige dagen kan duren voor het bewustzijn zich helemaal heeft kunnen terugtrekken uit het corpus.

Eén van de meest vooraanstaande geheugenonderzoekers, D.L. Schacter, toonde aan dat er in de foetus al sprake is van geheugen en bewustzijn ruim voordat de ontwikkeling van de hersenen nog op gang moet komen (met 3 maanden). ‘Hersendood’ verklaarde personen kunnen, of nog volledig herstellen, of zijn nog bezig met sterven. Bij hen is er wel degelijk sprake van leven en bewustzijn, ook al kunnen artsen dat niet meten. Donatievoorstander dr. S. Youngner zei ooit: “Hersendoden leven nog wel, maar zonder kwaliteit en dan kunnen de nog goede organen beter aan een ander gegeven worden”. Op een video van dr. C. Estol (neuroloog) is te zien hoe een door hem dood verklaarde patiënt probeert overeind te komen. Ondanks dat bleef hij er bij dat deze persoon reeds dood was.

Uit een bijeenkomst van de Pauselijke Academie voor de Wetenschappen (2005) rond het thema: ‘kenmerken van de dood’ komen een aantal conclusies naar voren, die ik hier kort samenvat: 1. De Harvard-criteria uit 1968 waarmee hersen-dood wordt vastgesteld zijn wetenschappelijk gezien waardeloos en dus ongeldig. 2. Er is geen wereldwijde consensus over de vele diagnostische criteria, die bovendien steeds minder strikt blijken te worden. 3. Veel artsen, ethici en juristen noemen het begrip hersendood pure misleiding. 4. Stervende mensen worden gereduceerd tot dingen die onderdelen kunnen en moeten leveren. 5. Het belang van derden om een stervende zo spoedig mogelijk dood te laten verklaren, is zwaarder gaan wegen dan het belang van de stervende om niet voortijdig dood verklaard te worden. 6. Na een ‘werkelijke dood’ kunnen hart en lever niet meer getransplanteerd worden. 7. De conclusie dat de hersenen niet meer lijken te functioneren, wil niet zeggen dat ze onherstelbaar kapot zijn en al helemaal niet dat de patiënt dood is. 8. De vraag of het ene leven beëindigd mag worden om een ander leven te rekken, moet absoluut met nee beantwoord worden.

Waar precies de grens ligt tussen leven en dood blijkt zowel medisch als juridisch helemaal niet nauwkeurig te bepalen. De diagnose ‘hersendood’ wordt daarom dus door heel veel filosofen, juristen én ook door medische wetenschappers als zijnde bedrog bestreden. In de meeste gevallen worden nog levende mensen gewoon geofferd op het altaar van pseudowetenschappelijk egoïsme.

Bij zogenaamde hersendoden zijn alle vitale levensfuncties nog gewoon in tact. Alleen organen die nog vitaal zijn, lenen zich voor transplantatie. De wet heeft het over stoffelijke overschotten die beademd worden, maar bij stoffelijke overschotten blijkt beademing onmogelijk. Bovendien blijken die overschotten op medicijnen te reageren. De spijsvertering, de lever, de nieren, de bloedsomloop en het immuun-systeem werken nog, en een man kan zelfs nog een erectie krijgen. Ook na een maand kan een hersendood verklaarde vrouw nog een levende baby ter wereld brengen en moedermelk produceren. Het blijkt bovendien dat regelmatig organen na uitname alsnog worden afgekeurd en dat het slachtoffer dus voor niets is vermoord. Dat woord ‘slachtoffer’ moeten we in dit verband helaas letterlijke nemen. Omdat er tegelijk ook steeds minder verkeersdoden zijn, reizen sommige artsen zelfs af naar conflictgebieden om daar maximaal organen te kunnen binnenhalen.

Eind jaren zestig al heeft prof. Hans Jonas, een erkend medisch-ethicus hersendood als de werkelijke dood van een mens fundamenteel in twijfel getrokken.

Steeds meer ziekenhuispersoneel dat betrokken is geweest bij orgaantransplan-taties weigert nog langer mee te werken aan het doden van patiënten; zowel anesthesisten, als operatieverpleegkundigen en artsen. Dr. Hill., leidinggevend anesthesist in ‘Addenbrooke’s Hospital’, noemt orgaandonatie kannibalisme en zegt dat mensen veel te snel dood verklaard worden. In 1989 verlaten dr. Evans en twee andere cardiologen het harttransplantatiecentrum, omdat zij weigeren nog langer organen uit nog levende mensen te verwijderen. Hun frustraties en gewetensbezwaren worden echter afgedaan als onevenwichtige emotionele zwaktes. Ze worden door hun beroepsgroep gewoonweg als paria’s behandeld. Dat artsen belang hebben bij de diagnose in verband met het verwerven van de status van halfgod en ook vanwege hun inkomen natuurlijk laat minstens de schijn van belangenverstrengeling open. Artsen wordt door ziekenhuizen en verzeke-ringsmaatschappijen meestal een verplichting tot zwijgen opgelegd met betrek-king tot mogelijk bedenkelijke handelingen. Veel artsen en ook andere leden van het ziekenhuispersoneel durven zich daarom niet in het openbaar te uiten over de vele bedenkelijke praktijken en misstanden.

Maar de staat maakt zich zeker wel medeverantwoordelijk voor deze vorm van moord. Ze staat dit allemaal maar toe en onder het mom van voorlichting maakt ze regelrecht propaganda voor donatie. Het is toch de taak van de overheid om burgers te beschermen. Ze mag toch zeker niet in dit soort ethisch kwesties meewerken aan het wegmoffelen van belastende verklaringen en om personen die kritische vragen stellen min of meer asociaal gedrag te verwijten. Ik heb ook geen goed woord meer over voor de ministers van volksgezondheid van de laatste pak weg 30 jaar. Die blijken keer op keer volledig in de rechter achterzak van de chemische en farmaceutische industrie te zitten.

De diverse media hobbelen volkomen kritiekloos achter die hele lobby aan en weigeren om personen met bezwaren aan het woord te laten; ook als dat weten-schappers zijn. Transplantatieartsen mogen in de diverse media allerlei voorwaar-den stellen, zodat zij hun eenzijdige belangen maximaal kunnen uitventen. Er blijken professoren te zijn die het niet aandurven om tijdens een lifeuitzending met kritische personen geconfronteerd te worden. Daarom eisen zij dat personen met een andere kijk worden uitgesloten van de discussie. Kwamen ondanks dat tegen-standers bij vooraf opgenomen uitzendingen wel enigszins in beeld, dan werden die onderdelen er onder druk van de voorstanders uitgeknipt. (De meeste media pronken met hun zogenaamde onafhankelijkheid, maar dat blijkt dus een farce.)

Deze artsen zijn overduidelijk doodsbang dat alle aspecten rond sterven, dood en transplantatie bij het grote publiek bekend worden. Wie is er dan namelijk nog bereid om zich als donor te laten registreren? Het aantal personen dat een donor-codicil draagt is nu al tamelijk laag, gezien het feit dat zeer velen toch voorstander zeggen te zijn van orgaandonatie. Dat komt natuurlijk omdat men wel graag in aanmerking wil komen voor het verkrijgen van een orgaan, maar aarzelt bij het vrijwillig afstaan er van. Op de een of andere manier lijken veel mensen onbewust aan te voelen dat er rond die hersendoodcriteria iets helemaal niet klopt.

Er komt steeds meer aandrang voor een dwangsysteem, waarbij iedereen donor is, tenzij hij dat uitdrukkelijk geweigerd heeft. Alsof ieders lichaam het eigendom van de staat is. Dit is een afschuwelijke aantasting van de persoonlijke integriteit. Er bestaat een wet die een dergelijke handelwijze (U hebt gekocht, tenzij U uitdrukkelijk geweigerd heeft) voor bedrijven verbiedt.

Het EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens) dat automatisch doorwerkt in de nationale rechtsorde, formuleert in artikel 2 het recht op leven. De staat heeft de positieve verplichting alle mogelijke levensbedreigende risico’s actief te minimaliseren. Volgens artikel 3 van het zelfde verdrag dient de staat het privéleven en het familie- en gezinsleven te eerbiedigen. Het verplicht de staat om maatregelen te nemen, indien er een verhoogd risico is op inbreuk op het recht op leven.

De staat is verantwoordelijk en aansprakelijk voor de gevolgen van activiteiten op zijn grondgebied, ook als het die activiteiten niet zelf verricht. Het is verbazend dat nog geen enkele democratische regering opdracht heeft gegeven voor een grootscheeps onafhankelijk onderzoek naar dit soort praktijken.

Uit diverse enquêtes blijkt dat vrijwel alle mensen aangeven dat zij wensen dat hun stervensproces de volgende kenmerken omvat: ongestoord, rustig, in het eigen tempo, pijnloos én vooral . . . omringd door geliefden. Een groot aantal geeft bovendien aan daar spirituele begeleiding bij te wensen. Vrijwel iedereen die daar mijns inziens iets zinnigs over te melden heeft, ziet het sterven als een heel belangrijk proces, waarvan een mens de verschillende stadia het liefst zo bewust mogelijk moet kunnen doorleven.

Zij zien het als een overgang naar een andere manier van zijn; een zijn dat volgens de meest diepgravende beschrijvingen wordt gekenmerkt door onvoorwaardelijke liefde.

Vanuit praktijkervaringen weet ik dat donoren tijdens de orgaanuitname alles voelen, zien en horen. Zij ervaren niet alleen dít als een vreselijke marteling. Ook de ‘wachtkamer’ waarin zij nadien terecht komen ervaren zij als een eindeloze gevangenschap. Pas als de ontvangers gestorven zijn, kan de energie uit gedo-neerde organen bij hen terugkeren en hen uit die eenzame opsluiting bevrijden.

Volgens de gangbare opvattingen op de medische faculteiten heeft het leven geen enkele betekenis of doel. Alles wordt verengd tot het alleen maar bestaan van materie. Geest en ziel worden er alleen maar als verzinsels gezien en bewustzijn als een onverklaarbare afwijking van het stoffelijke. Mensen (U ook) worden daar dus gereduceerd tot louter elektrische en biochemische machines.

Geest en ziel bestaan wel degelijk en bewustzijn is zelfs de belangrijkste component van het hele bestaan. En dat is geen kwestie van geloven maar van weten door ervaren en bovendien één van de uitkomsten van modern natuurwetenschappelijk onderzoek (zie artikel “Holisme en wetenschap” op de site van dehartspiegel.nl). De gezondheidszorg is helaas blijven hangen in al lang achterhaalde ideetjes omtrent de wezenlijke aard van de werkelijkheid.

Die hele transplantatie-horror gaat uit van de nog steeds overheersende puur materialistische geloofsovertuiging. Ze is bovendien een ontkenning of verdringing van de dood en de waarde van sterven en de waardigheid die daar bij hoort. Personen die op een wachtlijst voor organen staan, zijn vrijwel uitsluitend nog gericht op het krijgen van een orgaan om hun leven een aantal jaren op te rekken. Er wordt namelijk geen enkel leven gered, want ook hun lichaam zal eens sterven.

Door die hele eenzijdige gerichtheid kunnen zij zich helemaal niet bezig houden met acceptatie van de handicap, het ontdekken van de levensles die er in schuil gaat, of de voorbereiding op een waardig sterven. Op die manier zijn ook zij dus slachtoffer van dit fundamentalistisch materialisme. Zo wordt een zorgvuldige stervensbegeleiding aan beide kanten onmogelijk; zowel voor de donor als de ontvanger. Een stervensproces duurt enkele dagen en neemt ook nog tijd in beslag na het stoppen van de hartslag.

Tenslotte haal ik nog iets aan uit het confronterende boek van Renate Greinert.

Tegen de adviezen in wil mevr. Greinert na de orgaanuitname nog één keer het lichaam van haar zoon zien. Dat ligt al in de kist en het is verbijsterend hoe respectloos daarmee is omgegaan. Hij ‘ziet er uit als een geslachte gans’. Zelfs de klemmen en ander materiaal dat bij de roofmoord is gebruikt, zitten nog in en aan zijn geplunderde en volledig open liggend lijf. Daaruit blijkt eens te meer dat er bij deze medici geen enkel respect is voor de donor en deze alleen maar gezien wordt als een leverancier van onderdelen, waarna men de rest gewoon kan wegsmijten. In haar boek zegt Professor dr. Franco Rest uit Dortmund daar het volgende over: “Wie stervende mensen dood verklaart of laat verklaren alleen om op een gemakkelijke manier aan organen te komen, is op weg om iedere bescherming van waarde, leven en menselijkheid op te geven, enkel en alleen ter bevrediging van hebzucht.”

Dit alles overziend, moet ik regelmatig denken aan praktijken uit ‘Das dritte Reich’.

Dubbelblinde wetenschappers,
die uitsluitend materie willen zien
omarmen eendimensionale versimpelingen.
In zo’n platlandbestaan,
van alle zin en diepte ontdaan
blijkt niets meer heilig.
Alles van waarde
is niet alleen weerloos
maar vooral ook onmetelijk . . . .

Literatuur:
Renate Greinert: “Ongestoord sterven Tijdschrift Spiegelbeeld mei 2013

www.today.com/id23775873/site/todayshow/ns/today-today_news/t/prnounced-dead-man-takes-miraculous-turn/#.URzzCmdT9lg

www.wijwordenwakker.org/content.asp?m=m4&s+m78&ss=P2173&l=NL

www.orgaandonor-neen.nl

http://www.stichtingisis.org/pdf/De_andere_kant_van_orgaandonaties._
Wat_de_overheid_niet_vertelt.pdf

www.evangelischefrauen-deutschland.de

www.orgaandonatiejaofnee.nl/over-het-meisje-dat-niet-wilde-sterven/

Xavier van den Camp


Steun ons werk, bezoek eens onze webwinkel


Terug naar het hoofdmenu

 

Webwinkel helpdesk

0346-330038 (ma/vr)
Of email ons

Hoofdmenu
Naar de voorpagina
Naar webwinkel
Alle thema paginas

Contact
 

Gratis nieuwsbrief


 

 

 

 


View My Stats