Grotere hersenen leiden niet tot een hoger IQ
Universiteit van Wenen
Reeds in 1836 dacht de Duitse fysioloog en anatoom Friedrich
Tiedemann, in een artikel in de Philosophical Transactions, dat "er
ongetwijfeld een verband bestond tussen de absolute omvang van de
hersenen en de verstandelijke vermogens en functies van de geest".
Met de komst van hersenbeeldtechniek (MRI, PET), zijn betrouwbare
evaluaties van invivo volume met de associatie met het IQ mogelijk.
Een internationaal team van onderzoekers, onder leiding van
onderzoekers van de Universiteit van Wenen: Jakob Pietschnig,
Michael Zeiler, en Martin Voracek van de Faculteit der Psychologie,
samen met Lars Penke (Universiteit van Göttingen) en Jelte Wicherts
(Universiteit van Tilburg), publiceerde een meta- analyse van
onderzoeken op de correlaties tussen in-vivo hersenvoumes en IQ in
‘Neuroscience and Biobehavioral Rewiews. Op basis van de gegevens
van 148 monsters uit een groep van meer dan 8000 deelnemers,
rapporteerden ze een robust maar zwak verband tussen de
hersengrootte en het IQ. Deze associatie bleek onafhankelijk te zijn
van geslacht en leeftijd.
“Het huidig vastgesteld verband betekent dat hersenvolume slechts
een kleine rol speelt bij de IQ prestaties bij mensen. Hoewel een
bepaald verband waarneembaar is lijkt het hersenvolume van slechts
weinig praktische relevantie te zijn. Daarentegen blijken de
hersenstructuur en de integriteit belangrijker te zijn als een
biologische basis van IQ, terwijl de omvang van de hersenen werkt
als één van de vele compensatiemechanismen van cognitieve functies
", zegt Jakob Pietschnig van het Instituut voor Toegepaste
Psychologie van de Universiteit van Wenen.
Hersenstructuur vs. hersengrootte.
Het belang van de hersenstructuur in vergelijking met het
hersenvolume wordt reeds duidelijk bij vergelijking van
verschillende species. Bij het overwegen van de absolute
hersenengrootte scoort de potvis met het grootste centrale
zenuwstelsel. Na correctie voor de body mass staat de spitsmuis aan
de top van de lijst. Vergelijkbare resultaten ontstaan bij het
overwegen andere aspecten van soorten anatomie: Homo sapiens
verschijnt echter nooit bovenaan de lijst, zoals verwacht. Veeleer
lijken verschillen in hersenstructuur voornamelijk verantwoordelijk
te zijn voor verschillen in cognitieve prestaties.
Binnen Homo sapiens zijn er aanwijzingen dat een verband tussen
IQ en hersenvolume eveneens twijfelachtig is. Bijvoorbeeld, de
verschillen in grootte van de hersenen tussen mannen en vrouwen zijn
goed waarneembaar met grotere hersenen bij de mannen. Er zijn echter
geen verschillen in de wereldwijde IQ-test prestaties tussen mannen
en vrouwen. Een ander voorbeeld zijn mensen met het megalencefalie
syndroom (vergroot hersenvolume), die meestal lager scoren bij
IQ-test prestaties dan de gemiddelde bevolking. "Daarom lijken
structurele aspecten belangrijker voor cognitieve prestaties bij
mensen", concludeert Jakob Pietschnig.
Vertaling: Andre Teirlinck