Onderzoek Catharina Ziekenhuis: verfijnde dottermethode werpt
ook op langere termijn vruchten af
Hartpatiënten die gedotterd zijn op basis van bloeddrukmetingen
vóór en achter de vernauwingen in een kransslagader hebben na vijf
jaar nog altijd 30 procent minder kans op hartdood dan patiënten die
volgens de traditionele manier zijn geholpen.
Dat blijkt uit onderzoek van het Catharina Hart- en vaatcentrum,
dat zondag in het vooraanstaande medische tijdschrift The Lancet
werd gepubliceerd. Prof. dr. Nico Pijls van het Catharina Ziekenhuis
heeft gisteren de resultaten gedeeld met collega’s op het Europese
Cardiologie Congres in Londen.
Het gaat om 5-jaars resultaten van de zogenoemde FAME-studie. In
die studie uit 2009 werden 1.000 patiënten met meerdere afwijkingen
in de kransslagaders gevolgd. Een deel werd gedotterd via de
traditionele manier waarbij op basis van de zichtbare ernst van de
vernauwingen op de röntgenbeelden stents werden ingebracht.
Bij de andere patiënten werd met een speciale sensor de bloeddruk
vóór en achter een vernauwing gemeten, de zogenoemde Fractionele
Flow Reserve-meting (kortweg FFR-meting). Aan de hand van die
meetresultaten werden alleen stents geplaatst in vernauwingen die
een afwijkende FFR-bepaling hadden.
Die verfijnde meetmethode, ontwikkeld en geperfectioneerd in het
Catharina Ziekenhuis, scheelt wereldwijd 15.000 doden per jaar; in
Nederland gaat het om 200 doden per jaar.