Geneesmiddelenonderzoek: Is de gouden standaard doublé*?
Door C.F. van der Horst
Woorden met een asterisk (*) vindt u in de onderstaande
woordenlijst gedefinieerd.
Voor geneesmiddelenonderzoek wordt het gerandomiseerde,
gecontroleerde onderzoek (ook wel RCT of klinisch onderzoek
genoemd)* als de gouden standaard* beschouwd. Echter, ondanks dat ze
in een duur RCT onderzocht werden, zijn door de jaren heen diverse
geneesmiddelen van de markt gehaald vanwege de (soms dodelijke)
bijwerkingen. Een voorbeeld hiervan is rofecoxib (Vioxx®) dat in
2000 op de Nederlandse markt geïntroduceerd werd. Al in maart 2001
waarschuwde het
Geneesmiddelenbulletin (GeBu) voor hartcomplicaties nadat er
83 meldingen bij het Bijwerkingencentrum Lareb waren binnengekomen.
In het najaar van 2004 werd het middel door fabrikant Merck van de
markt gehaald.
De Volkskrant maakte een paar jaar later de balans op: “In
Nederland zijn naar schatting tweehonderd mensen overleden aan de
bijwerking van Vioxx, een groter aantal is getroffen door een
beroerte of een hartinfarct. Wereldwijd liggen die aantallen nog
veel hoger. Alleen al in de VS kregen 88 tot 140 duizend mensen een
hartinfarct of beroerte na het gebruik van Vioxx. Het geneesmiddel
werd twee jaar geleden wereldwijd uit de handel genomen nadat
wetenschappelijk onderzoek had uitgewezen dat de ontstekingsremmer
hartinfarcten en beroertes kon veroorzaken. Later bleek dat Merck al
eerder wist van de mogelijke cardiovasculaire bijwerkingen maar deze
informatie bewust had achtergehouden.”
Van deze nadelige effecten was inderdaad niets terug te vinden in
het onderzoeksverslag. Sterker nog, in het
PS Bulletin van Pharma Selecta, een stichting die naar eigen
zeggen onafhankelijke geneesmiddelinformatie toegankelijk maakt voor
openbare en ziekenhuisapothekers, werd bij de introductie in 2000
hoog opgegeven van het middel: “De effectiviteit van rofecoxib ten
opzichte van placebo is in diverse dubbelblinde gerandomiseerde
studies* bij patiënten met artrose* aan de knie of heup aangetoond.”
In Nederland beslist het
College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) over de
toelating van geneesmiddelen. Het bestuursorgaan moet bij Merck’s
aanvraag voor een Nederlandse handelsvergunning deze onderzoeken in
het registratiedossier* hebben bestudeerd. Dat het middel op de
markt toegelaten werd, bewijst dat men niets verkeerds vond. Merck
kon zonder problemen gegevens uit de studie weglaten en dat geeft te
denken over de betrouwbaarheid van een RCT en het resulterende
onderzoeksverslag. Merck liep tegen de lamp, maar het is niet
ondenkbaar dat vervalsing vaker voorkomt.
Hoeveel karaat* is de gouden standaard eigenlijk?
Twijfelachtige betrouwbaarheid
In het boek
Dodelijke leugens. Artsen en patiënten misleid staat over
gerandomiseerd, gecontroleerd onderzoek: “Zelfs wanneer het correct
en met wetenschappelijke integriteit wordt uitgevoerd, is de methode
verre van waterdicht. Men probeert de variabelen in de uitkomst
(bijv. door periodieke verschillen of overdracht van een eerdere
behandelmethode) door middel van een statistische correctie weg te
werken. Daarbij kunnen de opzet en uitkomsten gemanipuleerd worden,
wat in de praktijk bij door de industrie gefinancierde onderzoeken
of bij wetenschappers met belangenverstrengeling meer dan eens is
voorgekomen.
Dr.
Kenneth Stanley* schreef over de gerandomiseerde
gecontroleerde onderzoeken: ‘Hoewel gerandomiseerde, gecontroleerde
onderzoeken (RCT’s) een belangrijke rol in de moderne geneeskunde
spelen, bestaat er aanzienlijke variabiliteit in de kwaliteit en de
betrouwbaarheid (reproduceerbaarheid) van hun resultaten.’”
In het
Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde zei prof. Jan
Vandenbroucke, hoogleraar Klinische Epidemiologie aan de
Rijksuniversiteit Leiden acht jaar geleden in een interview: "De
farmaceutische industrie heeft zich van de RCT meester gemaakt. Toen
de evidence-based medicine* begon, met mensen als David Sackett,*
was het in zekere zin een antiautoritaire beweging: men wilde
bewijs, geen meningen, geen tradities. Die gedachte vond ook opgang
bij de FDA, die RCT's eiste voor de goedkeuring van geneesmiddelen.
Dus wat deed de industrie: die legde RCT's over voor hun
geneesmiddelen. Wil men RCT's dan krijgt men RCT's.
Marketingtechnisch volkomen logisch, maar inmiddels is duidelijk dat
de evidence-based medicine hiermee toch in een fuik is gezwommen.
Het is klip en klaar dat door de industrie gesponsorde RCT's tot
andere resultaten en andere rapportages leiden dan onderzoek dat
anders is gefinancierd. Niet voor niets maken hoofdredacteuren van
medische bladen zich allemaal zo boos dat ze een soort doorgeefluik
voor de gesponsorde RCT's zijn geworden, en daarmee een
marketinginstrument voor de farmaceuten.”
Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ)
De
Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) is een
onafhankelijk adviesorgaan voor regering en parlement. De instantie
adviseert over het beleidsterrein volksgezondheid en zorg. RVZ
brengt bijvoorbeeld adviezen uit over de jeugd-, ouderen-,
geestelijke gezondheids- en ziekenhuiszorg. In het rapport
Farmaceutische industrie en Geneesmiddelengebruik. Evenwicht tussen
publiek en bedrijfsbelang van 2008 merkte de Raad een aantal
opmerkelijke zaken op die verband houden met geneesmiddelenonderzoek
en de daarmee samenhangende verstrekking van een handelsvergunning.
De eerste was de armzalige therapietrouw. Zo schreef de Raad:
“Tweederde van de patiënten die geneesmiddelen gebruiken, stopt
voortijdig met de behandeling. De belangrijkste reden is dat de
middelen geen optimaal effect hebben en dat ze gezondheidsproblemen
opleveren. ‘De economische schade loopt in de miljoenen. Het is een
onderschat probleem in de gezondheidszorg,’ zo schrijven
onderzoekers van het Pharmo Instituut* en het Nederlands Instituut
voor Onderzoek van de Gezondheidszorg (NIVEL)*.”
Het is hoogst merkwaardig dat de RVZ vier jaar na de Vioxx
affaire moest constateren dat middelen geen optimaal effect hebben
en dat ze gezondheidsproblemen opleveren. Deze twee zaken zijn
precies het domein van het CBG dat
werkzaamheid/ schadelijkheid (bijwerkingen) beoordelen moet.
Kennelijk had het College geen lering uit de Vioxx affaire
getrokken.
Omdat de Raad geen specifieke geneesmiddelen noemde, lijkt het
hier om een algemeen probleem te gaan. Dit betekent dat het CBG niet
naar behoren functioneert. Immers, “het College ter Beoordeling van
Geneesmiddelen (CBG) beoordeelt en bewaakt de werkzaamheid, risico's
en kwaliteit van geneesmiddelen voor mens en dier,” zo verkondigt
de website van het
instituut. Als 67% van de mensen voortijdig met medicatie
stopt door gebrek aan werkzaamheid en bijwerkingen, gaat er iets
fout bij dat beoordelen en bewaken. Het College meent te kunnen
volstaan met het evalueren van het registratiedossier dat een
fabrikant indient om een handelsvergunning voor een nieuw
geneesmiddel te verkrijgen. Het dossier hoort alle gegevens te
bevatten, dus ook die van het geneesmiddelenonderzoek. Het CBG—en
ook zijn Europese equivalent, de European Medicines Agency
(EMA)—doet geen onafhankelijk onderzoek. Gezien de oorzaken van het
enorme gebrek aan therapietrouw en de Vioxx affaire blijkt deze
werkwijze niet te functioneren.
Effecten van geneesmiddelen zijn onvoldoende bekend
Er was nog een ander saillant detail van de RVZ rapportage dat de
gouden standaard van zijn voetstuk haalt: “Effecten die uit fase 3*
onderzoek zijn verkregen hoeven niet gelijk te zijn aan de effecten
in de praktijk (fase 4*). Uiteindelijk telt het resultaat van een
geneesmiddel in de praktijk, maar dit is onvoldoende bekend. Een op
de markt gebracht geneesmiddel wordt in de praktijk echter door een
grote groep patiënten gebruikt die een andere samenstelling qua
bijvoorbeeld leeftijd kan hebben dan de geselecteerde groep
proefpersonen die aan het klinisch onderzoek meededen.”
U leest het goed. De RVZ zei hier dat de proefpersonen van de RCT
(fase 3) geen afspiegeling van de praktijk hoeven te vormen. Nu is
het selecteren van proefpersonen voor een geneesmiddelenonderzoek om
zo een gunstige uitkomst en daardoor een vergunning te verkrijgen,
geen ongewone praktijk. Het boek
Dodelijke leugens. Artsen en patiënten misleid beschrijft de
manieren waarop geneesmiddelenonderzoek gemanipuleerd kan worden.
Een ervan is deze: “Een goede mogelijkheid om klinisch onderzoek
positief te beïnvloeden is door kinderen erbij te betrekken, omdat
zij minder snel last hebben van bijwerkingen. Hierdoor lijkt een
geneesmiddel veiliger dan het is.”
Als de Raad vaststelt dat het resultaat van een geneesmiddel in
de praktijk onvoldoende bekend is en dat “effecten uit fase 3
onderzoek” (de RCT) helemaal geen maat hoeven te zijn voor de
praktijk, welke waarde heeft dan dergelijk geneesmiddelenonderzoek?
Geknoei met onderzoek
Merck is niet de enige farmaceut die met studies knoeit. De
Deense professor Peter Gøtzsche beschreef in zijn boek
Deadly Medicines and Organised Crime waarvan binnenkort de
Nederlandse vertaling verschijnt, de gang van zaken bij
geneesmiddelenonderzoek: “De sponsor had…potentieel controle over
een lopend onderzoek bij 32 (73%) van deze studies. Wanneer de
sponsor herhaaldelijk kan spieken naar de gegevens als ze verkregen
worden, bestaat het risico dat het onderzoek stopgezet wordt wanneer
het voor de sponsor gunstig is. De onderzoeken waarvan gemeld is dat
ze te vroeg stopgezet zijn, overdreven het effect met 39% vergeleken
met onderzoeken naar dezelfde interventie die niet vroegtijdig
stopgezet waren.”
Begin augustus 2015 verscheen in het BMJ (British Medical
Journal) een
heranalyse van een geneesmiddelenonderzoek (RCT) uit 2001.
Het ging om het antidepressivum Paxil—in Nederland bekend onder de
namen Paroxetine en Seroxat. De oorspronkelijke studie werd veertien
jaar geleden met veel bombarie in het toonaangevende Britse
artsenblad gepubliceerd. Volgens de onderzoekers gaf het middel een
significante verbetering ten opzichte van een placebo en was het
veilig om bij tieners in te zetten. Het tegenovergestelde van beide
claims bleek waar. De Britse psychiater David Healy, auteur van het
boek
Pharmageddon en een van de auteurs van de heranalyse,
ontdekte niet alleen dat de stof geen werkzaamheid bij de
behandeling van depressie bij adolescenten vertoonde, maar ook dat
in de oorspronkelijke studie suïcidaal denken of gedrag als
bijwerkingen optraden. Ze waren echter onder een andere (valse)
benaming in de studie vermeld. Door deze onthulling bleek het middel
helemaal niet veilig voor tieners, zo meldde
The New York Times.
Voor het afgeven van een handelslicentie voor de Amerikaanse
markt had de voedings- en geneesmiddelenautoriteit FDA de
aanbevelingen van het originele geneesmiddelenonderzoek overgenomen
zonder zelf de stof te analyseren en te beoordelen. In Nederland
werkt het CBG op soortgelijke wijze.
Medicijnen werken bij 30-50 procent van de mensen
In 2011 berichtte de Engelse krant
The Independent: “Allen Roses, wereldwijd vicepresident van
genetica bij GlaxoSmithKline (GSK), zei dat minder dan de helft van
de patiënten die enkele van de duurste medicijnen voorgeschreven
kregen, er daadwerkelijk enige baat bij had. Het is een publiek
geheim binnen de geneesmiddelenindustrie dat de meeste van haar
producten bij de meeste patiënten niet effectief zijn, maar dit is
de eerste keer dat zo’n hoge medicijnenbaas dit naar buiten bracht.”
Met de duurste medicijnen refereerde de GSK topman aan nieuwe
gepatenteerde geneesmiddelen die via RCT’s op de markt gebracht
moeten worden. De krant citeerde Roses: “De overgrote meerderheid
van geneesmiddelen—meer dan 90 procent—werkt alleen bij 30 tot 50
procent van de mensen."
Zijn cijfers komen enigszins overeen met de bevindingen van het
RVZ over therapietrouw, al concludeerde de Raad dat het afhaken van
67% niet alleen het gevolg van het gebrek aan werkzaamheid was, maar
dat ook bijwerkingen een rol speelden. Hoe dan ook, er is duidelijk
iets mis met het geneesmiddelenonderzoek, maar ook met de
regulerende instanties die de medicijnen op de markt toelaten. Merk
op dat er ook financiële consequenties zijn: als de middelen
gepatenteerd zijn, moet de hoofprijs betaald worden—en dat voor iets
wat niet werkt bij 50-70% van de patiënten.
Off-label gebruik
Dat de waarde van een RCT ook door de RVZ betwijfeld wordt, blijkt
uit het feit dat de Raad geen enkele moeite had met het off-label
gebruik van geneesmiddelen. Off-label is een term die gebruikt wordt
voor een specifieke toepassing van medicijnen waarvoor geen klinisch
onderzoek is verricht en waarvoor derhalve geen goedkeuring verleend
is. Het wetenschappelijk bewijs ontbreekt gewoon. Toch wordt deze
praktijk toegestaan mits de patiënt wordt geïnformeerd: “Een ander
verschil met de onderzoeksfase is het off-label voorschrijven van
geneesmiddelen. Het gaat hierbij om het voorschrijven van
geneesmiddelen voor aandoeningen of voor groepen patiënten,
bijvoorbeeld kinderen, waarvoor deze middelen niet zijn onderzocht
c.q. geregistreerd. Artsen zijn verplicht patiënten te informeren
over en toestemming te vragen voor off-label voorschrijven. Toch
doen zij dat slechts ’soms tot regelmatig’ (huisartsen en
kinderartsen) of ‘regelmatig tot vaak’ (medische oncologen,
dermatologen en neurologen). Ongeveer de helft van de artsen geeft
aan zelden tot nooit de patiënt om toestemming te vragen.
Afhankelijk van het specialisme, zegt 22 procent tot 45 procent van
de artsen ‘regelmatig’ niet te weten of een voorschrift off-label is
[nadruk toegevoegd],” aldus het rapport van de RVZ.
Zowel de RVZ als dokters laten de gouden standaard los bij
off-label gebruik. En volgens deze cijfers blijkt bijna een kwart
tot de helft van artsen maar wat te doen, wetenschappelijk bewijs
(van een RCT) of niet, terwijl de overheid het sanctioneert.
EMA barmhartig voor kwakzalverij
Op 19 maart 2014 heeft de European Medicines Agency (EMA)
de deur opengezet voor medicatie zonder het
wetenschappelijke bewijs van geneesmiddelenonderzoek middels een
RCT. Enkel de toxiciteit hoeft uitgesloten te worden en dan kan het
middel—onder bepaalde voorwaarden—ingezet worden. De nieuwe
regulering wordt gepresenteerd onder het mom van “compassionate
use,” wat zich laat vertalen als “barmhartig gebruik.” Het programma
richt zich op “ernstig zieke patiënten die momenteel niet of niet
afdoende worden behandeld met goedgekeurde geneesmiddelen of die een
ziekte hebben waarvoor nog geen medicijn is goedgekeurd,” aldus
de website van de EMA. Deze positionering werkt in op de
gevoelens van barmhartigheid die elk nobel mens heeft, in de hoop
dat we door de vingers zien dat het enige wat artsen een
wetenschappelijke ruggengraat geeft en ze weghoudt van kwakzalverij,
evidence-based medicine, door de regeling uit het raam gegooid
wordt.
Niet alleen bevat dit proefproject verkapte kritiek op de tijd
die het neemt om een nieuw geneesmiddel op de markt te brengen, het
demonstreert tevens dat ook de EMA het niet meer zo nauw neemt met
de gouden standaard, ondanks dat het agentschap zegt dat het de RCT
nog steeds als zodanig beschouwd.
De EMA kwam in mei 2011
in opspraak toen
het Europees Parlement kritiek uitoefende op de verregaande
financiering van het agentschap door de farmaceutische industrie en
waarschuwde voor “potentiële risico’s voor de onafhankelijkheid van
de experts/medewerkers die betrokken zijn bij de evaluatie van
medische producten.”
Niet goud maar doublé
Met de bovenstaande alinea’s als de tip van de ijsberg is het
duidelijk dat een RCT niet het predicaat gouden standaard voor
geneesmiddelenonderzoek verdient. Een dergelijke studie is veelal
doublé: de buitenkant—de presentatie—ziet er vaak goed uit, maar
schijn bedriegt. Zoals met alles is een gereedschap zo goed als het
bekwaam en vooral oprecht gehanteerd wordt. Wat dat laatste betreft
laten medicijnproducenten zich te veel leiden door het financiële
gewin en hebben daardoor hun geloofwaardigheid verspeeld. Als een
octrooi van een bestseller dreigt te verlopen, wringt men zich soms
in de vreemdste bochten om vlug een gepatenteerd alternatief op de
markt te brengen. Door de economische druk en de tijdsfactor loopt
de integriteit van het klinisch onderzoek in die gevallen zeer snel
gevaar.
Het draait om geld
Farmacoloog professor A. Steenhoek van het instituut Beleid &
Management Gezondheidszorg (iBMG) van de Erasmus Universiteit
Rotterdam belichtte in zijn monografie
De rol van de farmaceutische industrie de achtergrond van
het sjoemelen met RCT’s. Investeerdersdruk en winstbejag zijn
dominante factoren in de branche. Hij schreef: “Er zijn
belangentegenstellingen, die er in sommige gevallen zelfs toe leiden
dat partijen een beroep doen op de rechter. In veel gevallen draaien
de tegenstellingen om ‘geld.’ In dit kader kunnen als uitersten qua
opstelling de farmaceutische industrie aan de ene kant en het
ministerie van VWS aan de andere kant gezien worden. De
farmaceutische industrie wil en moet winst maken om investeerders
tevreden te stellen, nieuwe middelen te kunnen ontwikkelen en
daarmee te kunnen overleven. Het Ministerie van VWS moet op het
publieke belang letten: betaalbare, toegankelijke zorg van goede
kwaliteit.”
Het maken van (veel) winst is zo belangrijk voor de industrie dat
ze oneerlijke en illegale praktijken niet schuwt. BBC News beschreef
vorig jaar onder de kop
Farmaceutische
industrie wordt high door vette winst de
geneesmiddelenfabrikanten als een industrie die hogere winstmarges
dan alle andere genereert, niet onbekend is met multi-miljarden
dollars aan boetes voor wanpraktijken en beticht wordt van collusie*
en het rekenen van te hoge prijzen. “Farmaceutische bedrijven hebben
de overgrote meerderheid van de geneesmiddelen ontwikkeld die de
mensheid kent, maar ze hebben hiervan rijkelijk geprofiteerd en niet
altijd met wettige middelen,” zo meldde het Britse kanaal zeer
conservatief. Zoals we hierboven hebben gezien, is het manipuleren
van een RCT een van deze praktijken.
CBG en RCT’s
Geneesmiddelenonderzoek middels een RCT zal nooit perfect zijn,
maar uitgevoerd door een belanghebbende partij zoals de
farmaceutische industrie verwordt het al gauw tot een
marketinginstrument. Alleen een onafhankelijk uitgevoerde RCT kan
enige waarde hebben. De geschiedenis heeft uitgewezen dat de
farmaceutische industrie niet te vertrouwen is wat betreft haar
onderzoek, publicaties en marketing. Dit is uitvoerig uitgemeten in
TV programma’s zoals Nova en Radar in Nederland, Arte TV in
Frankrijk en Frontal 21 (ZDF) en Report (ARD) in Duitsland (en in
detail te lezen in
Dodelijke leugens. Artsen en patiënten misleid). Het kan dus
niet zo zijn dat het CBG niet bekend is met het gebrek aan ethiek
bij de geneesmiddelenfabrikanten. Dat het College desondanks niet
zelf onderzoek doet, maar alleen kijkt of het door de fabrikant
gedane onderzoek goed uitgevoerd is, is op zijn best naïef te
noemen.
Wiens belang dient het CBG?
Het CBG valt onder het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport (VWS). Omdat het huidige beoordelingssysteem van het CBG
absoluut tekort schiet, dient het College het publieke belang zoals
professor Steenhoek dat omschreef, niet. De drang van de
farmaceutische industrie om winst te maken is aanzienlijk groter dan
het CBG reguleren kan.
Daarbij spant het CBG zich in om het belang van fabrikanten te
beschermen. Een voorbeeld is de Strattera-zaak, waar het
Nederlands Comité voor de Rechten van de Mens (NCRM) het
volledige evaluatierapport opvroeg omdat er uit uitgelekte pagina’s
bleek dat patiënten suïcidaal gedrag ontwikkelden als gevolg van dit
middel tegen ADHD. Het CBG weigerde gehoor te geven aan dit verzoek,
waarna een rechtszaak volgde. Na twee jaar kreeg het NCRM gelijk. In
plaats van de gegevens over te dragen, ging het College echter in
hoger beroep. Vervolgens gaf het CBG alleen een deel van het rapport
(67 van de 400 pagina’s) vrij. Het NCRM ging niet akkoord met deze
beknopte versie, omdat het vond dat ouders toegang tot alle gegevens
moesten krijgen. De bestuursrechter van Amsterdam heeft in 2008
bepaald dat maximale openbaarheid moet worden nagestreefd, maar
fabrikant Eli Lilly startte een nieuwe rechtszaak om dat te
voorkomen. In 2010 is uiteindelijk het gehele rapport vrijgegeven,
al waren de nodige gegevens zwartgelakt.
Het Geneesmiddelenbulletin uitte in het januarinummer van
dit jaar bezorgdheid over registratieautoriteiten: “De
’International Society of Drug Bulletins’ (ISDB) heeft de Europese
registratieautoriteit EMA opgeroepen gegevens over bijwerkingen niet
als bedrijfsgeheim te beschouwen, zeker niet nu vrijwel alle nieuwe
geneesmiddelen een versnelde registratieprocedure hebben doorlopen.
Naar aanleiding van rechtszaken in de VS wordt de vraag gesteld
waarom steeds wisselende organisaties en patiënten rechtszaken tegen
fabrikanten moeten aanspannen om de waarheid over geneesmiddelen
boven tafel te krijgen, terwijl dit tot de taken van de
registratieautoriteiten, zoals de FDA, EMA en CBG, behoort?”
In overweging nemend dat het CBG
voor 98% door de farmaceutische industrie gefinancierd wordt,
rest de vraag: wiens belang dient het CBG?
Het wordt tijd voor een onafhankelijke waakhond—een mooie taak
voor de minister van WVS.
Over de auteur
C.F. van der Horst is de auteur van het boek Dodelijke leugens.
Artsen en patiënten misleid
Het boek is
hier verkrijgbaar.
Meer informatie op
www.dodelijkeleugens.nl
Woordenlijst
Artrose: gewrichtsslijtage.
Collusie: geheime, criminele samenwerking.
Doublé: met een dun laagje goud op geel koper.
Dr. Kenneth Stanley: arts en specialist op het gebied van klinisch
onderzoek op de afdeling voor biostatistiek van de medische
faculteit van de Harvard universiteit in de VS.
David Sackett: arts, auteur en pionier in evidence-based medicine.
Evidence-based medicine: geneeskunde op basis van bewijs. Het is het
expliciet, oordeelkundig en consciëntieus gebruikmaken van het beste
beschikbare bewijs bij het maken van een keuze voor de behandeling
van een patiënt. Dit alles gegeven de stand van de (medische)
wetenschap van dat moment.
Fase 3, fase 4: een klinische studie test de werkzaamheid en
veiligheid van een interventie of een medicament. Bij klinische
studies over geneesmiddelenonderzoek onderscheidt men 4 fases. In
het kort gaat het bij fase 1 om de toxiciteit uit te sluiten, fase 2
probeert de juiste dosering bij een kleine groep (zo’n twintig
personen) vast te stellen en bij fase 3 wordt het middel
therapeutisch ingezet bij een grote groep mensen en vergeleken met
een controle groep. Ook worden de werkzaamheid en veiligheid verder
onderzocht. Bij goed gevolg kan de registratieautoriteit een
marktlicentie afgeven. Fase 4 vindt plaats als het middel al op de
markt verhandeld wordt. In deze fase worden het optreden van
bijwerkingen en het effect van langdurig gebruik opgevolgd.
Gerandomiseerde, gecontroleerde onderzoek (synoniemen: RCT, klinisch
onderzoek, dubbelblinde gerandomiseerde studie): een vorm van
onderzoek waarbij er gebruik wordt gemaakt van twee groepen. De ene
groep wordt de te testen medicatie gegeven en de andere groep krijgt
een placebo.
Gouden standaard: de gouden standaard in de geneeskunde is die
onderzoeksmethode die verondersteld wordt de grootste zekerheid te
geven omtrent de werkzaamheid en veiligheid van een geneesmiddel of
een therapie.
Karaat: een maat voor het gehalte aan edelmetaal zoals goud. De
hoogte van het karaat goud geeft aan hoeveel zuiver goud een sieraad
of object bevat. 24 karaat is zuiver goud, bij 12 karaat is 50% van
de massa zuiver goud, enzovoort.
Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg (NIVEL):
kenniscentrum voor de overheid, beleids- en adviesinstanties in de
gezondheidszorg.
Pharmo Instituut: een database met gegevens van 3 miljoen patiënten
omtrent het gebruik van geneesmiddelen evenals de medische gevolgen,
beïnvloedende factoren en kosten van dit gebruik afkomstig van 1e en
2e lijns zorgaanbieders.
Registratiedossier: bij het aanvragen van een handelsvergunning voor
medicatie dient de producent een dossier in met daarin alle gegevens
van het nieuwe middel, zoals samenstelling, indicaties, informatie
over bijwerkingen, het RCT, dosering en wijze van toediening. De
registratieautoriteit verleend aan de hand hiervan al dan niet de
licentie.