Pijnlijk onderzoek bij carpale-tunnelsyndroom niet altijd
noodzakelijk
Een pijnlijk zenuwgeleidingsonderzoek bij patiënten met
carpale-tunnelsyndroom (CTS) kan vaak worden vervangen door een
pijnloze zenuwechografie. Uit het proefschrift van neuroloog Kristel
Kasius blijkt dat bij 60% van de patiënten het
zenuwgeleidingsonderzoek niet nodig is. Kasius promoveert op 5
november bij VUmc.
Zenuwechografie van pols. Foto: R. Martens/CWZ Het
carpale-tunnelsyndroom ontstaat doordat de zenuw die loopt van de
onderarm naar de hand, ter hoogte van de pols bekneld raakt.
Ongeveer 9% van de vrouwen en 0.6% van de mannen heeft CTS. Ook komt
CTS in bepaalde beroepsgroepen zoals horecamedewerkers, kappers,
schoonmakers en caissières vaker voor. Patiënten hebben last van
pijn, tintelingen of gevoelloosheid in de duim, wijsvinger,
middelvinger en ringvinger. Suikerziekte, overgewicht en
zwangerschap zijn risicofactoren voor het ontwikkelen van CTS. De
diagnose wordt gesteld op basis van het klachtenverloop van de
patiënt en het onderzoek van de handfuncties. Het onderzoek laat
niet altijd zien dat er afwijkingen van de handfuncties zijn. Het
syndroom kan worden behandeld middels een operatie. Echter, voordat
de patiënt een operatie ondergaat, moet een objectief onderzoek
worden uitgevoerd.
Zenuwechografie bij klassieke klachten
Het standaard onderzoek hiervoor is het zenuwgeleidingsonderzoek
(EMG), waarbij de zenuwen worden gemeten met elektrische schokjes.
Dit is voor patiënten onprettig of zelfs pijnlijk. Zenuwechografie
is daarentegen niet pijnlijk, hierbij wordt er een echo van de
zenuwen gemaakt. Kasius vergeleek in haar proefschrift deze twee
onderzoeken met elkaar. "Bij klassieke klachten zoals tintelingen,
pijn of gevoelloosheid kan zenuwechografie worden gebruikt. Mocht
hier niks te zien zijn, wordt EMG als aanvullend onderzoek
uitgevoerd. We tonen met dit onderzoek aan dat bij 60% van de
patiënten het pijnlijke EMG gedeeltelijk kan worden vervangen door
zenuwechografie," aldus Kasius.