Veel voorkomende antidepressivum kan de hersenen
veranderen
Structurele verschillen gevonden bij depressieve en
niet-depressieve mensen.
Wake Forest Baptistisch-medisch centrum
Een veel voorgeschreven antidepressivum kan bij depressieve en
niet-depressieve mensen de hersenstructuren op heel verschillende
manieren veranderen, wijst een nieuwe onderzoek van het Wake Forest
Baptist Medical Center uit.
De studie - uitgevoerd bij niet-humane primaten met
hersenstructuren en functies die vergelijkbaar zijn met die van
mensen - vond dat het antidepressivum sertraline, een selectieve
serotonine heropneembare inhibitor (SSRI) zoals Zoloft, het volume
van een hersengebied bij depressieve patiënten aanzienlijk verhoogd,
maar bij niet-depressieve patiënten wordt het volume van twee
hersengebieden verlaagd.
“Deze waarnemingen zijn belangrijk voor de gezondheid van de mens
omdat Zoloft op grote schaal wordt voorgeschreven voor een aantal
andere stoornissen dan depressies,” zei Carol A. Shively, Ph.D.,
hoogleraar pathologie-vergelijkende geneeskunde aan het Wake Forest
Baptist en hoofdauteur van de studie die gepubliceerd is in de
huidige online uitgave van het tijdschrift Neuropharmacology.
In het onderzoek werden 41 vrouwelijk apen van middelbare
leeftijd op een dieet gezet dat gedurende 18 maanden door vele
Amerikanen wordt verbruikt. Gedurende die tijd werd bij de dieren
depressief gedrag geregistreerd. Voor deze studie werden vrouwelijk
apen gekozen omdat depressie bij vrouwen bijna twee keer zo vaak
voorkomt dan bij mannen en het gebruik van antidepressiva bij
vrouwen in de leeftijd van 40-59 het meest voorkomt.
Na het 18 maanden durende vooronderzoek werden de apen in twee
gelijke groepen verdeeld voor wat betreft lichaamsgewicht, body mass
index en depressief gedrag. Gedurende de volgende 18 maanden
ontvingen 21 apen sertraline in dagelijkse doses die vergelijkbaar
zijn met wat mensen gebruiken en een groep van 20 apen kreeg een
placebo. Dit behandelingsregime is overeenkomstig aan wat een mens
in ongeveer vijf jaar inneemt aan antidepressiva.
Uit MRI scans, die aan het einde van de behandelingsfase werden
gemaakt, bleek dat bij depressieve patiënten het geneesmiddel het
volume van één gebied van de hersenen, de anterieure cingulate
cortex, aanzienlijk liet toenemen, terwijl bij niet-depressieve
patiënten het volume van hetzelfde gebied en de hippocampus
verminderde. Beide gebieden zijn sterk verbonden met andere gebieden
in de hersenen en zijn van cruciaal belang in een breed scala aan
functies, waaronder het geheugen, leren, ruimtelijke navigatie,
wilskracht, motivatie en emotie, en ze zijn betrokken bij
depressieve stoornissen.
Shively zei dat bij de mens bij depressieve en niet-depressieve
personen het volume in neurale structuren verschilt, en de meest
gemelde verschillen zijn kleinere volumes van de cingulate cortex en
de hippocampus bij depressieve mensen. Een mogelijk mechanisme
waardoor geneesmiddelen zoals Zoloft effectief als antidepressiva
kunnen worden gebruikt is dat het de groei van neuron en
connectiviteit in deze hersengebieden bevorderd.
Maar SSRI’s, waaronder Zoloft, worden naast depressies voor een
verscheidenheid aan aandoeningen voorgeschreven, waaronder boulimia,
opvliegers, obsessieve-compulsieve stoornis, posttraumatische
stressstoornis, beroerte herstel en seksuele disfunctie, en er zijn
geen studies naar de effecten die deze geneesmiddelen hebben op het
volume van de hersenen bij individuen die niet gediagnosticeerd zijn
met een depressie.
“De bevindingen van de studie met betrekking tot de verschillende
effecten die sertraline heeft op het volume van de hersen-gebieden
bij depressieve versus niet-depressieve patiënten zijn overtuigend,”
zei Shively. “Maar gezien het aantal verschillende aandoeningen
waarvoor SSRI wordt voorgeschreven moeten de resultaten verder
worden onderzocht bij patiëntenpopulaties om te zien of deze
geneesmiddelen vergelijkbare effecten produceren bij de mens.”
Vertaling: Lia Keizer