Opsnuiven ‘knuffelhormoon’ c maakt agressieve rat tot sociale
kooigenoot
Buitensporig agressieve ratten gedragen zich weer
normaal na behandeling met het ‘knuffelhormoon’ oxytocine,
concludeert gedragsfysioloog Federica Calcagnoli uit haar
promotieonderzoek. Opvallend genoeg blijkt toediening van oxytocine
via de neus even effectief en selectief als directe inspuiting in
het brein. Deze indirecte toedieningsroute vormt een veelbelovend
aangrijpingspunt voor anti-agressiemedicatie. Calcagnoli promoveert
op 13 oktober aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Oxytocine is al vele decennia bekend als hormoon
dat melkgift en uteruscontractie stimuleert. De laatste decennia
associëren wetenschappers oxytocine ook als een belangrijke
boodschapper in het brein als het gaat om sociale gedragingen.
Tijdens knuffelen, bijvoorbeeld, stijgen oxytocineniveaus in de
hersenen en de stof versterkt onder andere ouderlijke zorg en de
band tussen een liefdespaar.
Normale ratten
Op basis hiervan suggereerden onderzoekers dat
oxytocine mogelijk ook agressie remt. Het definitieve bewijs
hiervoor werd echter nooit geleverd. Standaard laboratoriumratten
vertonen nauwelijks agressief gedrag, wat het onderzoek naar
dergelijke effecten bemoeilijkt. Federica Calcagnoli voerde haar
agressie-experimenten daarom uit met ratten die een normaal
agressiepatroon laten zien.
Selectief agressiemedicijn
‘Het oxytocinesysteem in de hersenen lijkt dankzij
Calcagnoli’s onderzoek een aantrekkelijk aangrijpingspunt voor de
ontwikkeling van effectieve medicatie,’ zegt haar co-promotor Sietse
de Boer. ‘Juist ook omdat het specifiek agressief gedrag laat
verschuiven naar sociaal gedrag, zonder neveneffecten. De middelen
die nu op de markt zijn, kennen ontzettend veel bijwerkingen,
waardoor patiënten sociaal afstompen. De toedieningsroute via de
neus is bovendien relatief eenvoudig.’
Indringerproef
Om te onderzoeken of oxytocine daadwerkelijk
agressief gedrag vermindert, maakte Calcagnoli gebruik van de
zogeheten indringerproef: een mannelijke rat, de ‘kooi-eigenaar’,
wordt in zijn eigen territorium geconfronteerd met een onbekende
mannetjesrat, de indringer. Agressieve dieren gaan dreigen en
vechten.
Calcagnoli diende via een onderhuids geïmplanteerd
pompje, oxytocine toe direct in de amygdala –een hersengebied
betrokken bij sociaal gedrag en emoties- van het rattenbrein. Dieren
die eerst agressief reageerden op hun indringer, kalmeerden en
gingen juist sociaal gedrag richting de nieuwkomer vertonen.
Opvallend genoeg, bleken de veranderingen langdurig van aard, tot
minimaal een week na het experiment.
Intranasaal
Naast de directe route probeerde Calcagnoli
oxytocine ook via de neus toe te dienen. Tot haar verbazing bleek
deze weg even goed te werken als directe inspuiting in het brein.
Eerder studies onder dieren én mensen hadden al aangetoond dat na
intranasale toediening van oxytocine de oxytocineniveau’s in de
hersenen stijgen. Bijzonder, want het is hoogst onwaarschijnlijk dat
een stof via de neus rechtstreeks in de hersenen terechtkomt.
Calcagnoli laat zien dat de via de neus toegediende oxytocine de
eigen oxytocineproductie in het brein induceert. Hoe dat precies
gebeurt, is evenwel nog niet duidelijk.
Buitensporig agressief
Calcagnoli toonde verder aan dat buitensporig
gewelddadig gedrag samenvalt met een lage oxytocineproductie in het
brein. Ook in de mens wordt dit verband gelegd. Om een extreme mate
van agressie na te bootsen liet ze een aantal dieren herhaaldelijk
winnen in onderlinge gevechten. Een deel van de ratten ontwikkelde
hierdoor pathologisch agressief gedrag: ze vielen vrouwtjes en
geanestheseerde dieren aan en sloegen direct aan het vechten zonder
eerst te dreigen. Analyse van het hersenweefsel bevestigde een
verlaagde oxytocinetranscriptie.
Woedeuitbarstingen
‘Het is een belangrijke vondst dat oxytocine
agressie selectief remt en normaal sociaal gedrag stimuleert’, legt
gedragswetenschapper De Boer uit: ‘Ongecontroleerde uitbarstingen
van agressie en antisociaal gedrag zijn een groeiend probleem in
onze samenleving, bijvoorbeeld bij autisme en schizofrenie, maar ook
bij ouderen met Alzheimer of andere neurodegeneratieve
hersenziekten. Woedeuitbarstingen vormen vaak een probleem voor
zowel de patiënt als de verzorger.