Blootsteling aan allergenen huisdier en ongedierte tijdens kindertijd gerelateerd aan verlaagd risico op astma


Door NIH gesubsidieerde studie kan helpen bij ontwikkeling methodes astmapreventie

NIH/NATIONAL INSTITUTE OF ALLERGY AND INFECTIOUS DISEASES

Nieuw onderzoek, met steun van de National Institutes of Health, wijst uit dat kleine kinderen die binnenshuis veelvuldig in aanraking komen met ongedierte- of huisdierallergenen een lager risico lopen op de ontwikkeling van astma tegen hun 7e levensjaar. De resultaten, op 19 september gepubliceerd in het Journal of Allergy and Clinical Immunology, kunnen aanwijzingen geven voor methodes om de ontwikkeling van astma te voorkomen.

Terwijl eerdere studies vaststelden dat vermindering van de blootstelling aan allergenen in huis helpt om vastgestelde astma onder controle te houden, wijzen de nieuwe resultaten erop dat blootstelling aan bepaalde allergenen tijdens de kindertijd, voordat astma zich ontwikkelt, een preventief effect kan hebben. De observaties komen uit de voortdurende Urban Environment and Childhood Asthma (URECA -- spreek uit "Eureka") studie, gefinancierd door NIH's National Institute of Allergy and Infectious Diseases (NIAID) met behulp van hun Inner-City Asthma Consortium.

“We ontdekken steeds meer hoe de omstandigheden tijdens de kindertijd de ontwikkeling van bepaalde gezondheidsomstandigheden kunnen beïnvloeden,” zegt NIAID directeur Anthony S. Fauci, MD. “Als we methodes kunnen ontwikkelen om astma te voorkomen voordat het zich ontwikkelt, kan dit helpen om de zware belasting die deze ziekte geeft te verlichten voor miljoenen mensen, hun families en de gemeenschap.”

Volgens de Centers for Disease Control and Prevention, heeft 8% van de kinderen in de Verenigde Staten op dit moment astma, een chronische ziekte die met tussenpozen de luchtwegen ontsteekt en vernauwt. Astma kan resulteren in school- en werkverzuim en is een belangrijke reden voor eerste hulp behandelingen en ziekenhuisopnames.

De URECA studie onderzoekt risicofactoren voor astma onder kinderen die in stedelijk gebied wonen, waar de ziekte vaker en heviger voorkomt. Sinds 2005 heeft URECA 560 baby’s geregistreerd uit Baltimore, Boston, New York City en St. Louis met een hoog risico op astma omdat minstens één ouder astma of allergieën had. Studieonderzoekers hebben deze kinderen sinds de geboorte gevolgd, en het huidige onderzoeksrapport is een evaluatie van deze groep tot het 7e levensjaar.

Onder 442 kinderen waarvan de onderzoekers genoeg gegevens hadden om de astma status van 7-jarigen te bepalen, hadden 130 kinderen (29%) astma. Hogere gehaltes aan allergenen van kakkerlakken, muizen en katten in stofmonsters genomen uit de woningen van de kinderen in de eerste drie levensjaren (bij 3 maanden, 2 jaar en 3 jaar) werden in verband gebracht met een lager risico op astma in het 7e levensjaar. De onderzoekers zagen een soortgelijke associatie voor hondenallergenen, hoewel statistisch niet van betekenis en daardoor toeval kon zijn. Aanvullende analyses toonden aan dat blootstelling aan hogere niveaus van deze vier allergenen bij 3 maanden oud in verband stond met een lager risico op het ontwikkelen van astma.

Uitkomsten toonden ook aan dat de microbiële omgeving in huis tijdens de kleutertijd in verband gebracht zou kunnen worden met het risico op astma. Een eerder rapport van URECA waarin de microbioom vastgesteld werd van verzameld huisstof in het eerste levensjaar wees uit dat blootstelling aan bepaalde bacteriën tijdens de vroege kinderjaren 3-jarigen zou kunnen beschermen tegen een herhaaldelijk piepende ademhaling, een risicofactor voor de ontwikkeling van astma. In het huidige rapport vonden de onderzoekers overeenkomsten tussen de overvloed aan bepaalde soorten bacteriën in huisstof en een astma diagnose in het 7e levensjaar, suggererend dat blootstelling aan bepaalde type bacteriën op vroege leeftijd de ontwikkeling van astma zou kunnen beïnvloeden. Aanvullend onderzoek is echter nodig om de mogelijke werking van deze microbiële blootstelling te kunnen verklaren voor de ontwikkeling van astma.

“Onze observaties impliceren dat blootstelling aan een grote variatie huiselijke allergenen, bacteriën en bacteriële producten in de eerste levensjaren het risico op de ontwikkeling van astma zou kunnen verminderen,” zegt James E. Gern, MD, hoofdonderzoeker van URECA en hoogleraar aan de universiteit van Wisconsin-Madison. “Aanvullend onderzoek kan ons helpen bij het vaststellen van specifieke doelstellingen voor astmapreventieve methodes.”

Daarbij bevestigen de in zeven jaar verzamelde URECA resultaten eerder onderzoek dat de ontwikkeling van astma in de kindertijd koppelt aan vastgestelde risicofactoren zoals prenatale blootstelling aan tabaksrook en maternale stress en depressie. Onderzoekers ontdekten dat de aanwezigheid van cotinine, een overblijfsel van de nicotineafbraak in het lichaam, in het navelstrengbloed van pasgeborenen het risico op de ontwikkeling van astma verhoogde tegen het 7e levensjaar.

De URECA onderzoekers blijven de kinderen controleren. Door de kinderen in groepen te verdelen op grond van de karakteristieken van hun allergieën en astma, hopen de wetenschappers aanvullende informatie te vinden over welke factoren in de eerste levensjaren de ontwikkeling van allergische of niet-allergische astma beinvloeden.

Vertaling: Ellen Lam


 

Steun ons kenniswerk, winkel eens in de Leefbewust winkel


Naar het overige nieuws van vandaag